Lierde onder de pen


BOER EN TUINDER


Toen de eerste zonnestralen over onze landelijke streek vielen vlogen de voor en achterdeuren open en was het alsof iedereen uit zijn winterslaap ontwaakte.
De tractoren en mestkarren reden terug door het straatbeeld en de boeren ploegden in voren om straks de gewassen te zaaien.
Maar ook de gewone mens trok naar buiten met spade en hark en in de verte hoorde men zelfs de eerste grasmaaiers hun werk doen.
Hoewel het modernisme de handenarbeid op de achtergrond verdringt en men hier en daar al een grasmaaier ziet rijden zonder dat er iemand in de buurt is.
Thuis hebben we ook altijd een tuin gehad en als kind begreep ik niet echt hoeveel werk bompa ermee had om het onkruid te verwijderen tussen de slaplanten en stelde ik mij ook de vraag niet waarom de preiplanten allemaal schoon op een rij moesten staan.
Toen we oorlog speelden in de tuin zagen we de slaplanten als mijnen en kwam het er op aan van er niet op te trappen en de spruiten gebruikten we als handgranaten tot bompa erop uitkwam en het pas echt oorlog was.
Tegenwoordig kijk ik met eerbied naar de mens die de aarde bewerkt en zelf zijn groenten teelt nadat hij gespit en met veel geduld gewacht heeft.
De drang werd zelfs zo groot dat ik zelf goesting kreeg om mijn kunsten te tonen en ik zou de mensen eens laten zien wat voor een boer ik wel kon zijn, hoewel sommigen daarvan al van overtuigd waren zonder dat ik ooit maar een spade in mijn handen had genomen.
Op een dag toen ik van het werk kwam stapte ik een speciaalzaak binnen waar ne mens alles kon vinden voor boer en tuinder en ik moet zeggen dat ik versteld stond van hoeveel soorten spaden en harken er wel waren.
Om nog maar te zwijgen van alle hulpmiddelen waar bompa vroeger een stok of een koord voor gebruikte.
Als ne mens daar dan in zijn kostuum met plastron het tuingerief aan het inspecteren is heeft hij direct veel bekijks en toen ik daar in maatpak met mijn blinkende spade aan de kassa kwam voelde ik zo de ogen in mijn rug met de vraag of een “chauffeurke” niet bij de eerste spadesteek met blaren op zijn handen zou staan.
Eens thuis kon ik niet wachten en onder een stralende zon stond ik in mijn “onderlijveke”, korte broek en zondagse schoenen te zoeken naar een stuk grond dat ik zou kunnen bewerken.
Ze hadden mij altijd geleerd van klein te beginnen en dus koos ik een perceel van 2m op 3m zodat ik zeker was dat ik het onkruid de baas zou kunnen.
Maar als dat zo’n tijdje niet meer geregend heeft is de grond steenhard en na de vierde of vijfde spadesteek moest ik mijne rug al eens rechten want blijkbaar was er een groot verschil tussen boeren en gewoon aan een stuur draaien.
Potverdekke zeg, na vier of vijf lengtes stroomde het zweet van mijn lijf en lag het perceel erbij alsof de Alpen getroffen waren door een aardbeving.
Mijn buren konden blijkbaar alles schoon gelijk spitten en de grond effen leggen maar hier was het een wir war van verschillende kluiten waar de pieren mij zelfs kwamen uitlachen.
De zon was al aan het zakken tegen dat alles min of meer effen lag en blijkbaar zou ik met dat klein perceel meer als genoeg werk hebben.
Nadat het onkruid, een paar stenen en een stuk van de fundering van de garage was verwijderd uit het te bezaaien stuk grond kon ik eindelijk beginnen nadenken wat ik zou planten.
In de keukenkast en in de koelkast was ik opzoek gegaan naar inspiratie maar volgens het internet zouden asperges en witloof wat te moeilijk zijn in het begin.
Toen mijn oog op de conservenblikken met wortels en witte bonen in tomatensaus vielen wist ik wat ik zou planten.
De blikken waar de overlevingstermijn van overschreden was kon ik nu eindelijk vers hebben.
Op een klein perceel moet ge niet veel zetten en dus heb ik zes wortels gezaaid, twaalf witte bonen een struik prinsessenbonen, twee slaplantjes een beetje basilicum en tussen dit alles zal waarschijnlijk ook de kervel groeien die uit mijn handen gevallen is.
De planten van de netelsoep mag ik bij mijne gebuur gaan halen en zo is dat weer een maaltijd uitgespaard in crisistijd.
Elke dag ga ik het zaaisel besproeien en als leek staat ge daar niet bij stil hoe moeilijk dat het is als ge de gieter in één hand moet houden en de paraplu in de andere hand als het aan het regenen is.
Maar alle, als ne mens er maar plezier aan heeft hé.
Nu we al een tijdje verder zijn zit ik elke dag op mijn knieën met mijne neus tegen de grond om te kijken of er daar al iets groen tevoorschijn komt en ’t zal vooral een verrassing zijn want buiten de kervel die overal gestrooid ligt ben ik vergeten wat ik nu juist waar gezaaid heb.
Och…’t mag een beetje door elkaar staan ik ben tenminste zeker dat het vers zal zijn.
Ik voel mij een beetje boer en tuinder en ’t is zoals de kinderen, ne mens is steeds blij als hij ziet groeien wat hij gezaaid heeft hé.

Groetjes chauffeurke




Terug naar 'Lierde onder de pen'

Terug naar homepage Lierde Online