Lierde onder de pen


DE WINTERS VAN VROEGER EN NU


Als er iets is waar de mens altijd over spreekt is het wel over het weer.
Ja, zelfs als ge niets te zeggen hebt komt het weer vaak over de lippen.
Ge moet maar bij de bakker of de beenhouwer staan en het eerste wat ge hoort als de weergoden hun kuren hebben is van “ ’t is nogal een weer hé”.
Het valt mij vooral op dat sinds we over de opwarming van de aarde spreken, we al een paar strenge winters hebben mogen verduren.
Och ja, wat is streng?
Er valt 5 cm sneeuw en het vriest eens een week begin december en de mens vergelijkt Lierde direct met het hoge noorden.
Onlangs hoorde ik nog iemand zeggen dat hij zo een wintertoestand nog nooit had meegemaakt.
Had het nu een snotter van 4j geweest dan had ik het kunnen geloven maar dienen mens was potverdekke 70 jaar.
Volgens mij had hij een paar jaar overgeslagen of moet hij in 1963, 1985 en 1986 in een diepe winterslaap gezeten hebben want toen hebben we ook straffe winters gehad.
Ik herinner het mij nog zeer goed dat er in 1985 twee sterfgevallen waren thuis door de barre koude.
Op een avond vond ik mijn varken doodgevroren en ’s anderdaags lag er een diepvrieskieken in het kiekenkot.
Ne mens wil dan al eens boeren en een varken vetten voor in moeilijke tijden en dan komt ge zoiets tegen.
Ik kan u verzekeren dat ge een varken dat doodgevroren is niet zomaar in uwe diepvriezer kunt steken en om in de bevroren grond een graf te spitten was het ook al verloren moeite.
’t Was binnen al niet veel beter en terwijl ze in Nederland de Elfstedentocht organiseerden vroren bij mij de kranen uit de muur en kon ik mij wassen met een “blokske” ijs.
Dat waren nog eens winters waar de ijskristallen prachtige tekeningen maakte op de ruiten van huizen waar er nog geen isolatie was.
Het was soms maar een paar graden verschil met buiten en ik weet nog goed dat het in mijn slaapkamer op zeker moment -3 graden was.
Ik voelde mij soms als een dakloze maar dan met een dak en met een bed en ook een paar dekens.
Maar allé de koude was er om zich een beeld te vormen en vooral van de eerste minuten wreed te liggen bibberen in uw bed.
Ja, ik mocht daar niet zweten of ik vroor aan mijn lakens!
Het beste was van uw schoenen uit te doen om toch de warmte van de warmwaterkruik te voelen en voor de rest uw kleren aan te houden.
In 1986 waren ze daar weer met zo een winter en omdat ik vond dat het beter was van in beweging te blijven met zo’n temperaturen besloot ik mijn kot maar te laten voor wat het was en zelf mee te doen aan de Elfstedentocht.
Ne mens zou dan denken dat ge door te bewegen warm krijgt maar bij een gevoelstemperatuur van -16 staat binnen de kortste keren uwe moustache stijf bevroren en hangen er ijskegels aan uw wenkbrauwen.
Maar ’t was een ervaring en vooral iets dat ontbrak aan mijn palmares uit mijn sportperiode.
Na 14 uur had ik de 200km afgelegd en moest ik toegeven dat er nog strenge winters bestonden.
Ledematen waren gevoelloos geworden en toen ik mijn schaatsen voor mijn schoenen wilde wisselen leken ze wel gekrompen te zijn.
Aan elke winter was wel een avontuur verbonden en daarvoor hoefde men echt niet naar Friesland te reizen.
Gewoon thuis met onze stinkende wollen kousen tegen de stoof waar we probeerden van zolang mogelijk de voeten tegen de warmste plaatsen te drukken.
De damp van de kousen steeg naar het plafond waar onze gedroogde worsten hingen of een hesp die dan direct gerookt was.
’t Was nog een tijd zonder veel chi chi waar men geen schrik moest hebben van het voedselagentschap of de smaakpolitie over de vloer te krijgen als het voor eigen gebruik was.
Winters waar de borden gevuld werden met winterkost.
Een paar sneden spek om onze eigen vetlaag aan te dikken en als groenten zelf geplukte spruiten waar men van vertelde dat het eerst eens goed moest gevroren hebben voor men ze mocht plukken.
Aardappelen in de pel die men dan eerst in een hoopje zout dopten op het bord en dan nog eens inwreven met een streep mosterd.
Boterhammen met smout en gekapt om de dag in te zetten en niemand die daar zeurde over zijne cholesterol.
In die tijd was dat gewone kost voor gewone winters.
De eenvoud lag er ver van de luxe van tegenwoordig waar grootmoeder de “teutjespap” op een gasvuur met vier bekken maakte en alles warm hield op de leuvensestoof tegen dat de eters thuiskwamen.
Met de grote pollepel op niet voorverwarmde borden, een schep puree met botermelksaus en een doodgewoon ei van een al even simpel kieken.
Winters stonden ook gelijk aan plezier maken en bompa kwam mij met veel plezier helpen om een sneeuwman te bouwen.
Opgelet zo geen mini sneeuwmannetje van niks mandal maar ene op ware grootte met twee kolen als ogen en een wortel als neus.
Tegenwoordig is het al moeilijk om nog kolen te vinden en dus is ondertussen ook het DNA van de sneeuwman al veranderd.
Drie grote bollen op elkaar, met een bezem in zijn sneeuwarm en met een pijp tussen zijn besneeuwde lippen.
Ja, bompa kon er iets van en toen hij de vergelijking maakte tussen de sneeuwman en iemand van de familie begon hij er daadwerkelijk op te trekken.
Bompa maakte als schrijnwerker ook de beste slee waar we dan in volle vaart de watermolenstraat mee afraasden en tot stilstand kwamen voor de beek om het avontuur wat groter te maken.
Maar winters hielden ook gevaar in en zo werd mijn grootmoeder op een winteravond bijna besprongen door de hond van de buren en zou ik de verdediging op mij nemen door er een sneeuwbal naar te smijten.
Mijn arm maakte de gooibeweging maar mijn kleine beentjes gleden van onder mijn gat en ik kwam met mijn achterhoofd op de straatstenen terecht.
Uit welke streek de wind toen blies weet ik niet meer maar ik was wel buiten westen.
Ik werd wakker in mijn kamer en volgens de dokter had ik een zware hersenschudding en moest ik een paar dagen in het donker blijven liggen.
Ik was echt blij dat de dokter kwam vertellen dat het een hersenschudding was want volgens sommigen uit de familie en omstreken had ik geen hersens.
Voila een straffe winter en alles zat terug op zijn plaats.
Nee nee, de winters van vandaag zijn niet anders dan vroeger!
We beleven ze anders, kijkend van achter dubbel glas waar geen ijstekeningen meer staan en met de centrale verwarming op 4 zodat zelfs de Sint zijn gat verbrand in een oververhitte schouw en waar zwarte piet zijn ezel al ongelooflijke kuren moet uithalen om niet uit te glijden op de toenemende zonnepanelen.
Geen zelfgebreide pull of mutsen meer maar luxekledij die ons tegen de koude beschermd en die niet geschikt is om vuil te maken tijdens het sneeuwballengevecht of een partijtje sneeuwrollen.
De sneeuw valt nog steeds op dezelfde manier uit de lucht en dekt ook op dezelfde manier ons Lierde onder een deken van maagdelijk wit.
Volgens mij kijken we er anders tegen aan en zijn we het verleden uit het oog aan het verliezen.
Lopend tussen de sneeuwvlokken om met pakken zout te strooien en ons te haasten naar de lente.
Soms zo gehaast dat we de gezellige warmte van het wintergebeuren vergeten.

Groeten chauffeurke


Terug naar 'Lierde onder de pen'

Terug naar homepage Lierde Online