Lierde
onder de pen
|
ZEEPBELLEN VOL HERINNERINGEN
|
Onlangs was ik aan de kust en toen ik daar rustig op de
dijk aan het wandelen was zie ik daar ne kleine snotter zeepbellen blazen.
Niet dat er daar iets speciaal aan was maar ik herkende mezelf zo’n 45 jaar
terug.
Vaak praat men over speciale ervaringen of toevalligheden en ’t wou nu toch
wel lukken dat ik twee weken geleden op mijne zolder kroop en nog eens op
ontdekking trok in de dozen van mijn verleden.
Hoe ouder de doos hoe antieker de inhoud.
Je kan ze makkelijk herkennen, de bananendozen dateren van een paar jaar
terug en de vermolmde dozen van “Mir” of “Sunlicht” waspoeder dateren uit
mijn kindertijd.
Het was alsof mijn kindertijd op een dag gestopt was en alles in één keer
opgeborgen was.
Een dichtgevouwen karton waar aan de ene kant een paardenspel opstond en aan
de andere kant het ganzenspel.
In een houten rechthoekig bakje zat het dominospel waar de steentjes nog in
goede staat waren en waar men tegenwoordig nog veel geld voor neertelt op
een rommelmarkt als het doosje kompleet is.
De doos met het monopolyspel zat er in geduwd en blijkbaar waren de
Nieuwstraat en de Meir er door de jaren onder water gelopen.
De pionnen in de vorm van een strijkijzer een toren of een paard waren nog
in redelijke staat maar de huizen waren door de jaren meermaals verkocht en
lieten hun sporen na.
Ja, sommigen kochten een huis om er nooit in te wonen en leenden aan een
medespeler om hun eigen geld terug te betalen.
Het was in feite een spel waar af en toe al eens werd afgeweken van de
spelregels en waar ieder zijn eigen regels ging hanteren volgens dat het hem
goed uitkwam.
Onderaan de doos lag een spel kaarten dat ooit moet samen gehouden geweest
zijn door een elastiek maar die door de jaren de geest van zijn elasticiteit
had verloren waardoor de kaarten verspreid lagen op de bodem van de doos.
Koeken tien was al deels opgeknabbeld van de muizen en “schuppen zot” zat
verstrikt in een stofweb en hoopte ooit de “joker” tegen te komen om hem te
verlossen uit zijn benauwde positie.
En onder de kaarten rolden de knikkers waar ik ooit zoveel plezier aan gehad
heb.
De felle kleuren weerspiegelden de mooie herinneringen van toen er nog een
echte competitie bestond op de speelplaatsen of bij de buren.
Het glazen bolletje werd in de plooi van de wijsvinger gelegd om dan te
mikken en het met de duim richting tegenstander te schieten.
Men schoot met de lelijkste knikkers uit de collectie om de mooiste te raken
en er later mee naar huis te trekken.
In feite een soort van “petanque-spel” voor klein mannen die streden om na
elk spel hun hoop knikkers te vermenigvuldigen.
’t Zou niet de eerste keer geweest zijn dat de spelers zodanig opgingen in
de strijd dat er geroepen en getierd werd door de verschillende kampen en
dat het zelfs af en toe tot een handgemeen kwam waar men dan later zijn
knikkers kon terug gaan halen bij de meester die ze opgeborgen had in zijn
schuif.
Toen mijn doos bijna leeg was zag ik daar onderaan nog een soort van
gekleurd buisje liggen.
Ja, hoe toevallig kon toeval zijn want daar lag mijn eigen zeepbellenblazer!
Toen ik die kleine snotter aan de kust had gezien had ik mij al de vraag
gesteld en bleek dat mijn herinneringen helemaal niet verdwenen waren.
De buitenkant was versierd door fel gekleurde zeepbellen op blinkend papier
en hoewel de tijd er al wreed aan geknaagd had was het nog duidelijk
herkenbaar.
Ik blies het stof eraf en langzaam draaide ik het dekseltje los waar zoals
verwacht een staafje aan de binnenkant was vastgemaakt en waar op het einde
een plastieken ring gemaakt was om in het zeepsop te doppen.
Het zeepsop was opgedroogd of misschien had ik de bellen met de laatste adem
van mijn jeugd de tijd ingejaagd.
Hoe eenvoudig en gewoon het ook was het fascineerde mij enorm en ik had
zelfs geen oog meer voor het speelgoed dat verbonden was aan het modernisme
van onze tijd en waar onze eigen kinderen bijna een genie moeten zijn om in
een virtuele wereld binnen te stappen en hun speelwereld te kleuren, terwijl
we vroeger met een paar potloden genoeg hadden.
Ik stopte alles terug in de doos en nam mijn zeepbellenblazer mee.
Met een vochtige vod wreef ik hem schoon en na de onderhoudsbeurt stonden de
felle kleurtjes er terug op hun best.
Ik heb er wel meerdere gehad want zo’n zeepbellenblazer ging ook geen gans
leven mee en zo groot was de kost nu ook weer niet.
Of het was in de periode waar de kermis in ons boerendorp stond en waar ik
na het zoveelste eendje te hebben gevist en na het samentellen van mijn
punten te horen kreeg dat ik een zeer schone zeepbellenblazer gewonnen had.
Maar er was ook nog de winkel in ’t stad van “Jef bazaar” waar men ook die
zeepbellenblazers kon vinden.
Vaak denken we als volwassene dat zo een zeepbel maar onnozel is en dat het
vooral dient om die kleine snotters een poosje rustig te houden maar niets
is minder waar.
Voor een kind was het veel meer dan zijn adem uit zijn kleine longen te
blazen!
Men dopte het steeltje in het potje en langzaam blies men door de ring
waardoor een prachtige zeepbel ontstond.
En eens de zeepbel de ring had losgelaten schitterde ze in al haar kleuren
in de zon en liepen we er achter om te zien hoever onze zeepbel over het
landschap zou vliegen.
Soms nog bijblazend om ze bepaalde hindernissen te doen ontwijken en om ze
zover mogelijk te laten reizen door de tijd.
Telkens opnieuw hielden we de ring voor onze lippen, soms 1 zeepbel blazend
en dan weer tientallen na elkaar.
Ze dreven onder een blauwe Vlaamse hemel of soms gewoon in de woonkamer als
grootmoeder het niet zag want sommige bellen maakten plekken op het tv
scherm of op de glazen salontafel.
Als het potje leeg was begonnen we al te zagen achter een nieuw maar
grootmoeder wist wel raad en vulde het op met een nieuw brouwsel van water
en bruine zeep.
Ongeduldig, gehaast om zolang mogelijk te genieten van onze jeugd die vroeg
of laat uit elkaar zou spatten als één van die geblazen zeepbellen.
Soms liepen we in de tuin met het staafje hoog in de lucht en het was de
wind die de taak op zich nam om de zeepbellen de vrijheid te geven.
Uren speelden we met wat iets in kinderogen van tegenwoordig zo banaal en
onnozel is.
Ja, niet alleen mijn kindertijd bleek verdwenen maar ook de bruine zeep en
ik was verplicht van naar ons modern afwasproduct te grijpen om terug mijn
zeepbellenpotje te vullen.
Het dekseltje toe, even schudden en toen ik het terug opendraaide bleek ik
daar terug in mijn kinderjaren te staan.
Langzaam blies ik door de ring en daar vormde zich een zeepbel die voor mijn
neus al uit elkaar spatte.
Eén maal, twee maal en eens de ervaring van mijn kindertijd terug was blies
ik ze als nooit tevoren.
Grote en kleine bellen vlogen door de lucht en zochten ze hun eigen weg.
Gegidst door de wind vlogen ze over mijn bloempotten en over de tuintafel en
ik liep er soms achter om ze met een zucht te helpen onze rozelaar te
ontwijken.
Minuten aan een stuk stond ik daar te blazen tot mijne zoon daar plots in de
deuropening stond.
-Awel pa met wat zijt gij hier bezig?
-Euh…awel met zeepbellen blazen hé.
-Met zeepbellen…ge zijt toch niet zot of terug kinds geworden?
-Euh…maar nee manneke ge kunt niet geloven hoe plezant dat het is!
-Dat zal wel…
-Allé, neem ne keer over en blaast ook een paar zeepbellen.
-Ge zijt gij zot zekerst, stel u voor dat mijn vrienden mij zien of dat er
dat hier iemand filmt met zijne gsm en dat filmke op “You tube” zet dan sta
ik daar belachelijk voor de rest van mijn leven op het internet.
-Maar alle manneke, ge kunt niet geloven hoe plezant dat da is.
Ik blies nog een paar bellen en mijne kleine volgde ze aandachtig en telkens
er één zijn richting uitkwam probeerde hij ze doen uit elkaar spatten voor
ze de grond zouden raken.
Minuten hebben we daar gespeeld tot het potje leeg was en hij mij zelf vroeg
hoe men het best terug kon vullen.
Terug wat afwasproduct en ditmaal zou hij blazen en zou ik ze proberen te
vangen.
Ja, 18 en 51 jaar en daar liepen we, hij in een ongekende wereld van
zeepbellen en ik door de herinneringen van mijn jeugd.
Groetjes chauffeurke
Terug naar 'Lierde onder
de pen'
Terug naar
homepage Lierde Online
|