Lierde
onder de pen
De zes weken verlof zijn voorbijgevlogen en ’t is alsof
ik er maar twee genomen heb.
Veel heb ik hier niet uitgespookt omdat het verlof nu eenmaal dient om zich
uit te rusten en dus heb ik dat ook gedaan.
Niet dat al mijn verlof al opgenomen is hoor, ik heb nog een paar weken
laten voor september want je weet maar nooit dat het daar zwaar labeur is in
de Wetstraat.
Het zou mij wel verwonderen en volgens mij liggen ze daar nog allemaal in
hunnen zomerslaap.
Di Rupo zal nu bezig zijn met naar iedereen postkaartjes te sturen en zal
tussen de regels wel schrijven hoe hij de toekomstige regering ziet.
Ja, ’t is een andere manier van werken vergeleken met het gewone werkvolk
hé.
Allé, ik herinner mij nog dat ik eens op vakantie mocht bij Tante Esther en
nonkel Raymond en die mensen hadden een totaal ander zicht op het begrip
“vakantie”.
Ze hadden twee kinderen, Rita en Michel en als jonge snotter kon ik het zeer
goed vinden met mijne “Kozzen” omdat hij ouder was en was ik wreed verliefd
op mijn nicht omdat ze schoon en ook ouder was.
Maar wat ze ook in huis hadden was een groot boerenpaard.
Allé niet echt in huis maar in de stal hé!
Een echt groot boerenpaard zoals men ze zag in de Vlaamse films en waarvan
men wist dat ze zeker Waregem koerse niet zouden winnen.
Nee, het paard stond er voor andere doeleinden en het was telkens een
avontuur om met het boerenpaard van nonkel Raymond naar het veld te trekken.
Ik mocht dan op de grote kar zitten en heel af en toe eens op het paard zelf
waarvoor mijn beentjes veel te kort waren om de brede rug te overspannen.
Traag stapten we door het straatbeeld en de dikke kont waggelde van links
naar rechts onder het goedkeurende oog van de mens in de straat.
’t Was nog de tijd dat de kinderen mee naar het veld mochten om thuis niet
in de weg te lopen en dat ze hun kleine longen konden volpompen met gezonde
lucht.
De kleine landelijke dorpen grensden aan elkaar onder een stralende zon en
als ik er nu aan terugdenk is het wel of de zon er altijd scheen.
De oogst van het goudgele graan was binnen en de kaalgeschoren velden lagen
er met stoppels bij.
Met mijn blote voeten in mijn sandalen was het nog moeilijk lopen maar
nonkel Raymond stapte gezwind van strobaal naar strobaal met de riek in de
hand.
Omdat ik daar niet als profiteur wou overkomen en toch ook wat werk wou
verzetten om mijn logement bij tante Esther te betalen vroeg ik af en toe of
ik niet kon helpen en dan riep er wel één van die mannen dat ik de riek even
mocht overnemen en de baal stro naar boven mocht steken.
Als zelfs de riek al te zwaar is moet ge daar op jonge leeftijd geen baal
stro meer aanhangen wilt ge daar na twee hefbeurten niet in uw broek kakken.
Nee, mijn werk bestond er in van braaf op de kar te zitten of schoon ernaast
te lopen zonder teveel in de weg te lopen.
Nonkel Raymond gaf mij dan af en toe de teugels in de hand om de kar wat
verder te rijden en ’t was precies of ik daar al bezig was met mijn examen
van chauffeur af te leggen.
Ja, ik was vooral fier dat al die andere kleine snotters die daar ook op het
veld liepen mij dat grote gevaarte in de hand zagen houden hoewel het nog
steeds nonkel Raymond was die de teugels echt in handen hield.
Als de kar metershoog gevuld was en er geen baal stro meer bij kon mochten
we gans bovenaan gaan zitten en was het precies of we op een goudgele troon
zaten.
We zwaaiden naar de buren en soms waren we te fier om te zwaaien als we die
andere kleine snotters aan de voorschoot van hun ma of grootmoeder zagen
hangen en we ze met veel verlangen naar ons zagen kijken.
Om de zoveel meters draaide nonkel Raymond zich eens om en riep hij dan naar
boven, om te zien alles daar goed was en of de balen stro op hun plaats
bleven liggen.
’t Was vooral uit bezorgdheid en om zeker te zijn dat we daar nog altijd op
onze plaats zaten en dat er daar straks geen van die snotters met blutsen en
builen of met een hersenschudding naar huis zou worden gebracht.
De hoefijzers kletterden door de landelijke stilte en zo stapten we de koer
van het boerenhof op waar ook tante Esther een kijkje kwam nemen en er hare
man op wees dat het toch gevaarlijk was van die kleine gasten zo hoog op de
kar te laten kruipen.
Maar nonkel Raymond knipoogde eens en dan wisten we dat het goed was.
De balen werden in de schuur gestapeld en dat zou onze volgende speelplaats
worden.
Maar eerst moesten we aan tafel en ook dat was steeds hetzelfde ritueel.
We moesten onze handen wassen en al vlug bleek dat het dan het enige was die
bij mij terug wit geworden was.
Ja, en als er een logé was moesten ze schoon recht zitten en maakte iedereen
een kruisteken om God de vader te bedanken voor het lekkere eten terwijl het
ook nonkel Raymond was die alles zelf geplant en geoogst had.
Ja en dan het eten zelf…
’t Huis kon ik al eens van mijn oren maken en mijn bord laten staan maar op
een ander smaakte het eten precies anders.
Voor ik een vork in mijne mond had gestoken wist tante Esther al te zeggen
dat ik een grote jongen was en dat ik zeker aan de anderen zou tonen hoe
schoon ik mijn bord kon leegeten.
Ik herinner mij nog levendig dat er altijd gekookt werd met de
seizoensgroenten en dat het vlees een afwisseling was van gehakt of spek.
Dat was de kost om groot en sterk te worden zoals nonkel Raymond en dus deed
ik hier maar mijn best om alles naar binnen te spelen.
Ja, als ne mens zo ergens drie weken op vakantie mocht en daar alle dagen
gehakt op zijn bord kreeg begon hij soms zelf op een vleesbrood te trekken
maar voor mij niet gelaten want het was de boerenkost die ik lekker vond.
Een boterham met “gekapt” in de ene hand en in de andere hand een witte of
zwarte “trip” naargelang de voorraad van het geslachte varken.
Ja, en omdat men het van koffie op jeugdige leeftijd op uw zenuwen kreeg
spoelde ik alles door met een heerlijk glas botermelk waar er nog echte
stukjes boter in dreven.
Eens van tafel konden we dan terug gaan spelen en dat bestond er vooral in
om onze propere handen zo vlug mogelijk terug vuil te maken en op een
boerenhof is dat zeker geen probleem.
Ver van het modernisme en de vandaag aangeboden luxe speelden we
verstoppertje in de schuur tussen de balen stro en het materiaal dat soms
gevaarlijk leek in de ogen van tante Esther.
De boerenkar werd omgetoverd tot piratenschip of de schuur werd het
strijdtoneel van de Guldensporenslag en in beide gevallen werd ons jeugdig
vel duur verkocht.
Er werd geroepen en getierd en vooral veel gelachen omdat het nog een spel
was en geen echte oorlog.
Af en toe stopten we met spelen en gingen we languit op de strobalen liggen
om uit te rusten en te verdwijnen in onze fantasie.
Ja, dat was pas vakantie!
Misschien was de vakantie wel zo schoon omdat we niet veel keuze hadden en
ons plezier zochten in de eenvoudigste dingen.
Ja, ’t is maar door achter mij te kijken dat ik zicht krijg op al die
herinneringen en dat ik besef hoe vlug de tijd wel vliegt.
Sneller en sneller stapelen de herinneringen zich op en worden anderen
verzwolgen en vergeten door de tijd.
En vandaag denk ik terug aan die schone tijd waaruit sommige personages ons
voorgoed hebben verlaten.
Tante Esther,nonkel Raymond en het boerenpaard behoren nu tot het draaiboek
van mijn herinneringen waar de schrijver op het laatste blad een welgemeende
“dank u” wil schrijven voor die mooie vakantie in ons eigen Lierde.
Groeten chauffeurke
Terug naar 'Lierde onder
de pen'
Terug naar
homepage Lierde Online
|