Lierde
onder de pen
Omdat we dit jaar de 50ste verjaardag van de
onafhankelijkheid van Congo vieren staat dit land weer volop in de
schijnwerpers.
Nieuwe boeken zijn erover verschenen en in verschillende kranten en zelfs De
Beiaard verschijnen er rubrieken over het verleden van Congo.
Velen herinneren zich waarschijnlijk nog de tijd dat we Congo maar juist uit
de verhalen kenden die “tante nonneke” of “nonkel pater” ons brachten.
Ze werden beschreven als avonturiers die naar het zwarte Afrika trokken en
telkens ze terugkwamen met de wildste verhalen was het feest.
Ik kreeg een beeld alsof Afrika niet meer was dan zwarte “negerkes” en wilde
beesten.
Wat we ook wisten was dat het ginder altijd schoon weer was en dat de zwarte
mens er in armoede leefde en dat ze nog van geluk mochten spreken dat ze
zolang een Belgische kolonie waren.
Hier in ons land werd dan ook alles gedaan om ze te helpen en daarom stond
op elke toonbank van de bakker of de beenhouwer een zwart plaasteren “negerke’
ja, te knikken telkens men er 1 Belgische frank instak.
Naar het schijnt was 1Bfr veel geld voor die zwarte mannekens en dus
gebeurde het al eens dat oma of bompa hun goed hart lieten zien en dat ik er
5Bfr mocht insteken.
Liefst in stukken van 1frank omdat het “negerke” dan ook 5 keer naar mij zou
knikken.
Voila, daarmee waren die mannekens weer wreed geholpen dacht ik bij mezelf.
Ja, en dan was er nog het zilverpapier dat we moesten verzamelen om het op
te sturen naar Congo en waarmee de mensen ginder ook wreed geholpen waren.
Volgens de verhalen stierf de bevolking ginder van de honger en wat deden
wij daarvoor, wij aten de chocolat op en stuurden hun het lege zilverpapier
op.
Ja, als er nu iets is dat ik vandaag nog niet versta is waarom ik daar
chocolat zitten eten heb tot ik er zeer van aan mijne lever kreeg en dat we
het zilverpapier schoon moesten glad strijken en in een doos bewaren tot
“tante nonneke” of “nonkel pater” het kwamen ophalen.
Als kleine snotter waren de verhalen over het oerwoud en de wilde beesten
veel interessanter dan over de armoede want met ons zilverpapier en mijn 5Fr
moesten ze zeker niet klagen.
“Nonkel pater” leek met zijn lange witte baard zelfs een beetje op Leopold
II en met al zijn verhalen over de olifanten, de apen en de leeuwen zag ik
in al mijn fantasie Tarzan voorbij zweven aan de lianen.
Geboeid zaten we te luisteren en toen ze terug vertrokken waren konden we
niet anders dan het verhaal na te spelen.
Ons kiekenkot zou een hut voorstellen en de tuin en de boomgaard zou ons
oerwoud zijn.
Onze hond zou de leeuw spelen en onze kat de tijger terwijl onze kiekens
moesten figureren als ongekende diersoorten waar we met zelfgemaakte pijl en
boog op jacht naar gingen.
Ja, onze goudvis in zijn bokaal mocht dan weer een Piranha spelen en het
enige wat hem ontbrak waren de tanden en dat schreven we dan weer aan zijnen
ouderdom toe omdat er hier in de geburen nog een paar waren die door de
ouderdom hun tanden verloren waren.
Onder een blakende zon en in ons naakt gespierd bovenlijf waar er meer
ribben dan spieren te tellen waren trokken we op avontuur.
Door de netels en de distels moesten we ons een weg hakken met het broodmes
en als bompa of mijne pa ons met dat mes bezig zagen leek het wel of we
aangevallen werden door een vijandelijke stam.
Een paar stampen onder ons gat en een paar lappen op ons oor en plots leken
we wel echte “negerkes” die de lijfstraffen moesten ondergaan.
Jaren bleef het een spel en zelfs in sommige stripalbums lazen we de
avonturen ver van de echte armoede.
Maar zoals ik al schreef zijn er ondertussen al heel wat boeken geschreven
over Congo en zo kocht ik mij onlangs het boek “Rood rubber”.
Het boek gaat over Leopold II en zijn Congo en vooral over hoe men ginder te
werk is gegaan.
De tijd van de rubberoogst waar men de zwarte mens blijkbaar nog niet als
mens zag en waar de blanke dacht dat hij alle rechten had omdat er een
kleurverschil was.
Op de kaft van het boek staat de foto van Mola en Mokili die hun handen zijn
verloren door het te strak afbinden tijdens één van die folteringen en ze
zijn maar een voorbode van de gruwel die te lezen staat in de rest van het
boek.
Mensen werden er gegeseld met de Nijlpaardpees en wie niet genoeg rubber
oogstte voor de blanke Koning werden gewoon de handen afgehakt.
Ik schrijf wel “gewoon” omdat het ginder in die periode blijkbaar de
doodnormaalste zaak was om wat in hun ogen een tekort was te bestraffen met
onmenselijke foltering.
Hele dorpen werden uitgemoord en in het boek maken ze zelfs melding van
plaatsen waar de bevolking van 5000 personen teruggebracht werd naar 600 en
waar een volk met 3000 mensen plots van de kaart verdwenen is.
De uitspraak van Leopold II “ik zal hun mijn Kongo geven, maar ze hebben het
recht niet te weten wat ik er gedaan heb” zegt meer dan genoeg.
Na het lezen van het boek zat ik zoals het “zwarte negerke” te knikken op
mijn stoel.
Ja, ik zat te knikken van ongeloof omdat ik steeds had gedacht dat de mens
met het wit vel beschaafd was en dat hij manieren had.
Ze zullen ginder wreed geholpen geweest zijn met mijn 5Fr en al mijn
zilverpapier dacht ik nog bij mezelf en vandaag nog stel ik mij de vraag of
“Tante nonneke” en “nonkel pater” niet op de hoogte waren van de gruwel.
Stanley en Livingstone waren niet meer de avonturiers zoals ik ze mij had
voorgesteld en ook de voorbeeldfunctie van ons Koningshuis had een serieuze
deuk gekregen.
Vandaag viert Congo feest voor 50 jaar onafhankelijkheid en ik moet eerlijk
zeggen dat ik er mij veel vragen bij stel.
Het leed, de armoede en de gruwel werden blijkbaar mooi verbloemd met de
fauna en flora van het oerwoud en door te spreken over de wilde beesten en
de fel schijnende Afrikaanse zon werden we verblind zodat we maar alleen de
zonnige kant te zien kregen.
Ik stel mij de vraag of “tante nonneke” en “nonkel pater” niet naar Afrika
werden gestuurd om te helpen bij het leed dat we er zelf hadden aangericht.
Duizenden mensen werden gedood en verminkt en met het opgebrachte geld
bouwden we onze straten en pleinen en de grote gebouwen die in fel contrast
stonden met de povere hutten die om de vijf voet werden platgebrand.
Bij die 50 jaar onafhankelijkheid stel ik mij de vraag wat het feest inhoud
en in hoeverre wij Congo hebben geholpen ten tijde dat het nog een Belgische
kolonie was.
Mijn kiekenkot als hut en het avontuur tussen de netels en distels stonden
in fel contrast met de realiteit en hoeveel zouden er niet willen ruilen
hebben.
Een land als het onze dat momenteel niet echt als politiek voorbeeld moet
genomen worden stelt zich de vraag of we de koning naar het feest moeten
laten gaan of niet.
Natuurlijk moet onze Albert er naartoe gaan al was het maar om de excuses
aan te bieden voor alles wet er misgelopen is.
Maar ja, sommige zaken zullen al verjaard zijn en dus zullen ze het
waarschijnlijk maar bij een receptie houden waar de zwarte medemens in
schoon kostuum zal opdienen omdat het naakte bovenlijf bedekt moet blijven
omdat het misschien nog teveel littekens vertoond.
Maar als Albert en Paola ginder toch eens kans zouden zien om met de gewone
mens te spreken zou ik graag hebben dat ze eens vragen of ze daar echt
geholpen waren met mijn zilverpapier en ook met mijn 5Fr al was het maar om
te weten of hun statuut in de ogen van het Belgische volk dat is van de
zwarte medemens of nog steeds van het ja knikkende “negerke”.
Groetjes chauffeurke
Terug naar 'Lierde onder
de pen'
Terug naar
homepage Lierde Online
|