Lierde onder de pen


BEN OP BEDEVAART GEWEEST


De meimaand heb ik vroeger altijd gekend als bedevaartmaand.
t’Was de maand waar ik mijn wandelschoenen moest aantrekken want op bedevaart gaan was in de ogen van een kleine snotter als ik gaan wandelen met tussenstops aan één of andere kapel.
Mijnen bompa nam mij dan bij de hand en zo trokken we op avontuur naar de kapel van “den oudenberg” alsof het naar de andere kant van de wereld was.
Met mijn kleine beentjes in dienen tijd, was dat ook de andere kant van de wereld als ik van Deftinge naar Geraardsbergen moest stappen en eens we aangekomen waren speelde meer de prestatie door mijn hoofd dan de reden waarom we het hadden gedaan.
Blijkbaar waren we niet de enigen die daar op bedevaart kwamen want de kapel zat goed vol.
Mijn ma en mijne pa waren daar dan meestal ook maar zij waren met de wagen omdat ze mijn bomma hadden meegebracht.
Terwijl het in de kapel muisstil was en de meesten er zaten om te bidden was het voor mij eerder op adem komen en vooral bekomen van het avontuur dat in al mijn fantasie door mijn hoofd speelde.
Ja, eens ik mijn boerendorp verliet kreeg alles een andere dimensie.
Een warme zomerdag door de velden kon gelijk staan met een wandeling door het zuiden van Frankrijk en eens we door ’t stad liepen in Geraardsbergen kon ik mij evengoed in Parijs wanen omdat ik Parijs nog nooit had gezien.
De beklimming langs het Heilig hart en de muur leken dan weer op “De mont Ventoux” of zelfs de “Everest” omdat ik toch het verschil niet kende.
Maar de kapel van “den oudenberg” zou ik zeker niet vergelijken met de basiliek van Koekelberg want daar kende ik wel het verschil.
De kapel van den oudenberg trok altijd veel volk en het viel mij op dat de meesten er met gebogen hoofd zaten en met gevouwen handen.
Af en toe keken ze eens naar boven en dat was dan om recht naar Onze Lieve Vrouw te kijken die daar boven stond te blinken.
Terwijl ik daar met mijn korte beentjes op de stoel zat te wiebelen ging mijn interesse vooral naar alles wat er rond mij gebeurde.
Ik keek naar mijn ma hare Paternoster die door haar handen schoof en naar de mensen die via de binnengang al bidden rondliepen.
Bompa moest dan af en toe zijne neus eens snuiten en omdat door zijn snotvalling de stilte werd doorbroken schoot ik bijna telkens in een lach.
Mijne pa gaf mij dan vlug ne stomp tegen mijnen arm en fluisterde luid genoeg dat gans de kapel het kon horen dat ik stil moest zijn.
Van schaamte dook ik dan met mijne kop naar beneden en keek af en toe naar Onze Lieve Vrouw om te zien of zij er zich aan stoorde dat ik daar in ne lach was geschoten.
Maar nee, ze had al wel andere dingen gezien in haar leven en telkens ik haar aankeek leek ze wel zelf te lachen.
Sommige mensen waren daar op vijf minuten buiten en anderen bleven er een hele tijd zitten.
Ja, ook voor mij leek het soms wel uren te duren en ik sleet dan maar de tijd met de gedachte dat ik bij het buitengaan een muntstuk zou krijgen van bompa om een elektrische kaars aan te steken.
Elke kaars had een nummer en bij het inwerpen van een muntstuk (dat ook veel lawaai maakte) ging de lamp branden als ze niet kapot was.
In de gang achter het altaar, daar werd nog eens gestopt want daar werd dan weer een noveenkaars aangestoken met echte “stekskes” van “den Union allumettiére”.
In de volksmond hadden ze het dan over de “zweden” en thuis hadden ze mij verteld dat mijn tante en mijne nonkel in de Zweden werkten.
Ik had daar echt medelijden mee want elke dag met uwe fiets naar Zweden rijden dat moet nog geen zottigheid geweest zijn ppfff.
Maar bon, eens we genoeg gebeden hadden en onze ziel gezuiverd was stapten we “t Hemelryk” binnen om daar een paar pinten achterover te slaan en ik dan weer een pak chips kreeg of een groene limonade.
Ondertussen zijn er zovele jaren verstreken en zijn Bompa, bomma en mijn ma er niet meer om op bedevaart te trekken.
Maar toch stap ik af en toe nog eens van Deftinge naar de kapel van “den oudenberg” om er de plaats in te nemen van deze die er niet meer zijn.
Het is dan een moment van denken en wie weet dachten ze vroeger wel hetzelfde dan ik in een oord van stilte.
Buiten de elektrische kaarsen die zijn verdwenen is er nog niets veranderd.
Er zit soms nog iemand te niezen of te snuiten en af en toe hoor ik nog een kind lachen zonder dat het nu terechtgewezen word.
Bij het verlaten van de kapel steek ook ik nog een noveenkaars aan en eens ik mijn hand in het wijwater gedopt heb om mij een kruisje op het voorhoofd te tekenen duik ik ook de berg af naar “ ’t Hemelrijk”.
De groene limonade is er ondertussen verdwenen en chips mag ik van de dokter niet meer eten en dus kan ik niet anders dan mij een trappist te nemen.
Ja, ge kunt niet geloven hoe schoon een bedevaart kan zijn als ge een trappist of zelfs een “Duvel” aan uw lippen zet.
’t Zal vroeger niet anders geweest zijn denk ik dan en daarom dat sommigen de dingen des levens in ere willen houden.
Onlangs ging ik zelfs nog op bedevaart naar “Gemeldorp” waar de meiboom zou geplant worden en ik moet zeggen dat er een massa volk aanwezig was.
Een stoet met fanfare trok door de hoofdstraat van de hoofdstad van Deftinge en hoewel ik Gemeldorp een beetje ken uit de tijd dat ik er nog naar de universiteit ging was ik verwonderd hoe lang die straat wel was.
Zoals de traditie het wou werd de meiboom rechtgezet en dat stond gelijk met een ganse dag feest.
De mens heeft het vaak over hoe schoon het leven vroeger wel was maar in feite is het leven vandaag even schoon waar de tijd is blijven stilstaan.
Maar de mens gaat steeds opzoek naar andere uitdagingen en zo wou ook ik mijn grenzen verleggen door eens op een andere plaats op bedevaart te gaan.
Ja, op bedevaart trekken naar Halle dat zag ik wel zitten!
’t Zou een schone wandeling zijn van Deftinge naar Halle en ’t zou goed zijn voor mijn conditie.
’t Was vlug beslist en toen ik mijn lief vroeg of ze mij in Halle zou komen halen met de wagen verklaarde ze mij eerst zot.
Zonder te weten om hoe laat ik ginder zou aankomen en of de basiliek nog wel open zou zijn vertrok ik met mijn wandelschoenen aan mijn voeten en met een kleine rugzak op mijne rug.
Op het internet had ik de perfecte route gekregen en via Geraardsbergen, Moerbeke, Edingen en Tubeke zou ik op minder dan 45km in Halle staan.
Maar alles verloopt niet altijd zoals gepland en toen ik in Geraardsbergen passeerde kom ik daar een collega tegen die met de fiets de muur wou bedwingen.
-Awel chauffeurke, wat loopt gij hier te doen?
-Ha…awel ik ben op bedevaart hé.
-Amai en moet ge zo uitgedost zijn om van Deftinge naar Geraardsbergen te komen?
-Nee nee…ik ga naar Halle hé.
-Wablieft…naar Halle?
-Ja ja…
-Zeg manneke dan gaat ge u zeker moeten soigneren en zien dat ge geen bevoorrading overslaat hé.
-Nee nee ik heb alles bij, twee boterhammen met salami en druivensuiker en…
-Kom we gaan hier eerst ene drinken in ’t Hemelryk want wie weet ligt ge daar straks niet ergens van uw zelve.
Tussen pot en pint zijn we dus beginnen vertellen over vroeger en hoe elk op zijn manier op bedevaart ging.
Euh…om een verhaal kort te maken…in de namiddag heb ik naar mijn lief gebeld om te vragen of ze mij wou komen halen.
-Awel…zijt ge al in Halle…gij hebt gelopen zekerst tot ginder?
-Euh…awel ’t is te zeggen ik zit hier in ’t Hemelryk.
-Hoe…?
-Ja, ik ben hier nog ne bedevaarder tegen gekomen en we denken dat het nu te laat is om nog naar Halle te vertrekken.
-Awel, als ge u haast zijt ge nog te voet thuis eer het donker is!
De mensen die al naar Halle op bedevaart geweest zijn weten steeds te vertellen dat de laatste kilometers het zwaarst zijn, awel ze hebben gelijk.
Potverdekke zeg, van ’t Hemelryk naar Deftinge vond ik nog het zwaarst en ik heb dikwijls zitten bidden om zeker toe te komen eer het donker zou zijn.
Mijn gebeden werden verhoord en wie weet ga ik volgend jaar terug op bedevaart naar Halle maar dan via een andere route waar ik ’t Hemelryk niet moet passeren.

Groetjes chauffeurke




Terug naar 'Lierde onder de pen'

Terug naar homepage Lierde Online