Lierde onder de pen


KAMER 551


Elke week opnieuw probeer ik de lezer iets voor ogen te brengen en of dat nu serieus of om te lachen is, het is telkens ook proberen van er een paar herkenbare punten in te leggen.
Op het moment dat dit cursiefje geschreven wordt zit ik in feite gevangen!
Ja, een mens mag ook eens over zijn miserie klappen hé.
Euh…versta me niet verkeerd als ik zeg dat ik gevangen zit, maar voor mij voelt het zo aan.
Toen Ernest Claes “Cel 269” schreef waren het zijn belevenissen en zijn omgeving tijdens zijn gevangenschap dat hij op papier zette en dat verhaalde zich in een leuk en af en toe met humor gespekt boek met een trieste achtergrond.
Mijn gevangenis is in feite deze van een hospitaalkamer waar ik beland ben met een onnozel niersteentje.
Ja, nu de verbouwingen aan mijn huis afgelopen zijn zit ik potverdekke met een steen op overschot.
Een helse pijn in de buikstreek en rug deden mij plots wakker schieten in mijn slaperige leven!
Toen ik dan nog even Manneken-Pis wou spelen zag mijn water er een beetje grenadineachtig uit en dus wist ik hoe laat het was.
Ik had het in het verleden al eens meegemaakt en dus was het tijd om kreunend en kermend naar het hospitaal te gaan.
Binnen de kortste keren lag ik daar met een baxter aan mijnen arm en dat is het moment waar een mens zich plots zo machteloos en gehandicapt voelt.
Nadat ik schoon mijn haar had gekamd namen ze een foto om te zien waar de steen juist huisde en het resultaat was dat er twee stenen te zien waren.
Een kleine steen zat in de rechternier en een grotere zat in het kanaal van de nier naar de blaas.
Het zal allemaal wel waar geweest zijn, hoewel ze mij blazen konden wijsmaken zoveel ze maar wilden.
Op medisch gebied ben ik een leek en hadden ze mij verteld dat er op die paal waar de baxters aanhingen ze straks een papagaai zouden komen zetten om mij in het oog te houden en tegen mij te klappen had ik het ook geloofd.
De aannemer verkleed in dokter kwam over mijn steen praten en volgens hem was het best van de nacht in een schoon wit bed door te brengen.
Ondertussen was het nog steeds strijden tegen de pijn en zo voerden ze mij als oud-strijder in een rolstoel naar mijn kamer.
Weliswaar zonder medailles want een held was ik zeker niet als zo’n een klein steentje mij al ten gronde richt.
Daar lag ik dan verbonden met een plastiek kabeltje aan mijn arm dat zich splitste naar twee plastiek zakken aan een blinkende paal.
De verpleegster vroeg nog beleefd en bezorgd of ik iets nodig had en had ik zoveel pijn niet gehad zou ik waarschijnlijk om te lachen een zak cement gevraagd hebben om morgen te kunnen metsen.
Ze deed het licht uit en daar lag ik dan met op het plafond een paar vragen die door een kleine lichtinval door het gordijn schemerig boven mijne kop dansten.
-Hoelang zou ik hier liggen?
-Wat zou het volgende zijn?
-Zouden ze mij opereren?
-Zou ik geen blijvende letsels overhouden?
Hoe langer ik naar het plafond keek hoe erger het werd!
Ik besloot dan maar mijn ogen te sluiten en op een rustige manier de nacht door te brengen.
Makkelijker gedacht dan gedaan.
Thuis lig ik wel eens te wroeten en te draaien maar hier deed het kabeltje aan mijn arm er mij aan herinneren dat ik best rustig kon blijven liggen om niet tegen te trekken.
Na een onrustige nacht kwam er een verpleegster kijken en iets later volgde ook nog de dokter die gespecialiseerd was in kiezels tot kasseistenen.
Met de baxters was de pijn over en dat vond ik nu juist erg hier een ganse nacht gelegen te hebben en dan te moeten verklaren aan mensen die mijn pijnlijke grimassen niet gezien hadden dat ik geen pijn meer had.
Misschien zouden ze wel denken dat chauffeurke een “karottentrekker” is en wie weet wat ik dan nog allemaal moet meemaken.
Ja, ik kan mij wreed ongerust maken in een hospitaal en naargelang mijn verblijf betert het er niet op.
Misschien heeft het allemaal te maken met wat buiten de muren van een hospitaal verteld wordt!
Opgelet de verpleegster waren wreed sympathiek, beleefd en behulpzaam, maar het is steeds die witte kiel die mij afschrikt.
En in feite heb ik ook geen klachten over de dokter maar is het misschien de kordate stem en het groene pak uit de operatiezaal die mij minder op mijn gemak zet.
Het is een beeld dat vaak terugkomt en vaak hangt de patiënt het schrikbeeld op tegenover deze die er zijn om hem te helpen.
Toen de dokter mij de uitleg gaf van hoe de steen zou kunnen verwijderd worden, trokken zowel mijn bovenste als mijn onderste amandelen samen.
Maar hij liet mij ook de keuze en als de pijn nu toch over was kon men misschien beter een paar dagen de evolutie afwachten van hoe de steen zich zou gedragen.
Als goede raad gaf hij mij nog mee dat ik veel moest drinken en veel bewegen.
Veel water heb ik nooit echt gedronken en plots praten ze daar over liters per dag.
Om niemand ten laste te zijn had ik ervoor gekozen om op een kamer alleen te liggen en het enige bezoek zou dat van mijn lief worden.
Op een ziekenkamer heb je natuurlijk tijd en veel is er niet om deze door te brengen.
Toen mijn lief vroeg of ik iets nodig had stelde ik een lijst op met mijn verlangens;
-De krant en een boek van Claes.
Ja, nu ik toch tijd heb om te lezen moet ik ervan profiteren hé.
-Euh chouke…wat je ook mag meebrengen is mijne laptop.
Een dag werden er twee en binnen de kortste keren werden het er drie.
Wat mij nog nooit gelukt was lukte hier wel, een boek uitlezen in twee dagen tijd.
De moeder en de drie soldaten van Ernest Claes en ook dat ging over de miserie.
Het was wel de miserie van de oorlogsjaren, maar toch was het miserie en hier in het hospitaal leek het er op dat ik mij beter kon inleven in de miserie van een ander, al was het maar om de mijne te vergeten.
Tussen het lezen en het schrijven keek ik af en toe naar buiten en daar ging het leven zijn gewone gang zoals dit waar ook ik naar verlangde.
Straks stap ik terug de vrijheid tegemoet en ook mijn stenen neem ik terug mee.
Momenteel zitten ze nog vast en de vraag blijft of ik ze straks in een potje plas of dat ik hier binnen aan paar dagen terug opgenomen word om een ander boek van Claes te lezen en een vervolg aan mijn cursiefje te breien.
Wat ik zeker niet mag vergeten is via deze weg de dokters en al het verplegende personeel te danken voor de goede zorgen.
In feite staan we er niet genoeg bij stil hoe voornaam hun werk wel is op de weg die een zieke moet bewandelen.
Vandaag kijk ik met nog meer respect naar deze mensen van wie we de inzet en de motivatie vaak onderschatten.
Kamer 551 in de campus Geraardsbergen was een speciale ervaring, gewoon omdat de hoeksteen van dit cursiefje ter plekke geschreven is en er niet alleen de inkt vloeide maar ook de baxter aan mijn arm.


Groetjes chauffeurke


Terug naar 'Lierde onder de pen'

Terug naar homepage Lierde Online