Toen ik onlangs bij het schrijven het licht moest aansteken
viel het mij op dat ik meestal over dingen schrijf die met de dag te maken
hebben en dat ik zeer zelden over de nacht de inkt laat vloeien.
Hoewel onze dorpen en gemeenten niet veranderen onder het nachtelijke donker
zien ze er toch anders uit.
Ja, zonder licht zie je soms niets en toch is het er nog.
Zo ben ik op een nacht op onderzoek getrokken om het verschil te ontdekken
van Lierde tijdens de dag en Lierde bij nacht.
Ik moet wel zeggen dat ik er een nacht had uitgekozen waar de elementen
zoals maan en sterren zichtbaar waren om toch iets op papier te kunnen
zetten.
Ik moet zeggen dat het speciaal was en dat een nachtwandeling bij goed weer
een andere kijk geeft op mens en landschap.
De weide met de perenbomen stond er donker geschilderd tegen een al even
donkere achtergrond en men moest al wreed goed kijken om in de verte de
bomen nog te zien staan.
De donker en de lichtgroene tinten die we tijdens de dag voor ogen kregen
waren nu vervangen door zwart en donkergrijs.
In de verte zag ik af en toe een lichtje pinken omdat er waarschijnlijk hier
of daar een blad voor de lamp waaide en via de lichten in de verte kon ik
mij ook oriënteren.
Een dorp is niet zoals een stad waar alles verlicht is, het heeft eerder
iets speciaals.
Ik zou sommige nachtelijke landschappen kunnen vergelijken met de
schilderijen uit de donkere periode van “Perméke”.
De weide, de akkers, de veldwegen en zelfs de gewassen staan er allemaal in
dezelfde kleur geschilderd en het is juist het licht van de maan dat een
onderscheid laat schijnen waardoor we verschillen kunnen ontdekken.
Toen ik onder de donkere hemel via de veldweg de kouter instapte kreeg ik na
een paar meter een raar gevoel.
Het huis achter mij was ondertussen even donker geworden als de rest en
juist het licht dat ik in de veranda had laten branden zou mijn poolster
boven de kribbe worden om mij terug naar huis te gidsen.
Af en toe bleef ik stilstaan om te luisteren want ook de geluiden bleken
anders te zijn in het donker.
Ik hoorde af en toe een wagen in de verte rijden en heel af en toe ontwarde
ik zijn lichten op een weg die veel verder gelegen was dan waar ik stond.
De vogels hielden dan weer hun bek op elkaar en ook de geiten en de koeien
sliepen stil onder de blote hemel.
Wat ik wel af en toe hoorde was een hond dat het blaffen niet kon laten en
waarvan het geblaf tijdens de nacht blijkbaar veel verder droeg dan tijdens
de dag waar we er misschien ook minder bij stilstaan.
Wie weet ging de hond niet blaffen omdat mijn donkere schim plots
onherkenbaar geworden was voor hem en ik in zijn ogen wel een bedreiging
vormde.
Ik moet zeggen dat ik soms schrik kreeg van mijn eigen als de maan daar
plots wat meer maanlicht naar de aarde stuurde en mijn schaduw daar plots
voor mij kwam gelopen.
Ongerust keek ik dan even achter mij maar er was niemand te zien en het
minste geluid deed mij soms zodanig verschieten dat het nog een geluk was
dat de mensen mij niet konden zien omdat ik waarschijnlijk mijn imago van
“straf chauffeurke” zou verloren hebben.
Potverdekke hoe eigenaardig het ook is de nacht brengt niet alleen een ander
beeld maar ook een ander gevoel.
Tussen twee partijen maïs probeerde ik in de verte nog een licht te vinden
van de dorpskern maar ik was zodanig omsingeld door hooggroeiende stengels
dat ik op mezelf was aangewezen.
Ik begon mij zelfs vragen te stellen die tijdens de dag nooit in mij zouden
opkomen en toen ik mij de vraag stelde hoeveel ogen er hier misschien wel
tussen de maïs naar mij zaten te kijken begon ik automatisch wat vlugger te
stappen.
Ik was nu omsingeld door de donkere nacht en het was pas toen ik naar boven
keek dat ik plots de pracht van de sterrenhemel kon ontdekken.
Potverdekke, zo schoon had ik hem nog nooit gezien!
Ze hadden mij altijd verteld over de lichtvervuiling en dat het pikkendonker
moest zijn om de schoonheid van de sterrenhemel te ontdekken.
Ik kon niet anders dan toegeven dat het prachtig was!
Gehuld in de zwarte mantel van het landschap schenen boven mij ik weet niet
hoeveel sterren.
Ik was eerst begonnen met ze te tellen maar er was geen tellen aan.
Duizenden hingen er te flikkeren boven mijne kop toen ik er plots aan dacht
dat er in ’t school ooit eens sprake was dat al die sterren of
sterrenbeelden een naam hadden.
Waar zou Sirius en Orion hangen en welke verzameling van sterren vormden nu
de grote en de kleine beer.
Ja, zelfs mijn eigen sterrenbeeld van mijne horoscoop moest hier ergens
boven mijne kop hangen.
De grote en de kleine beer had ik gevonden tegen het donkere plafond van ons
dorp, maar waar zouden de anderen hangen?
Zou de stier naast de maagd hangen en zouden de vissen naast de waterman
zwemmen?
Ik wist het niet, maar zelfs al kreeg ik geen antwoordt op mijn vragen toch
was het een voldoening om zoveel pracht te zien dat mij hier eenvoudig werd
aangeboden.
Omdat ik de sterren toch niet kende gaf ik ze maar zelf een naam!
Ik gaf ze de namen van de mensen uit onze dorpen omdat zij in feite een
beetje de sterren op onze aarde zijn.
Kijk…daar hangt Alain en ginder Maria!
En ginder verder de ster Marleen en Chantal en nog iets verder in een bos
van sterren de Gunther en de Gaston en Stefaan .
In feite blonken ze allemaal op dezelfde manier zonder onderscheid.
Ja, zelfs onze burgemeester stond er naast de schepenen in dezelfde kleur te
blinken.
In feite waren ze er allemaal en er waren zelfs sterren genoeg om zelfs onze
doden te herdenken en ze hun naam te laten behouden.
Ja, ook mijnen bompa en mijn moeder en Rogéke hingen daar te blinken dat de
stukken er afvlogen en sommigen flikkerden alsof ze een teken van leven
wilden geven.
Het duurde een ganse poos voor ik al de mensen uit ons dorp een ster had
gegeven, de zusters, de pastoor, de bakkers en de beenhouwers, iedereen
kreeg een plaats in de schijnwerper van de maan.
Ik was zodanig opgegaan in al mijn fantasie dat ik maar oog had voor de
sterrenhemel tot ik daar plots joehoe hoor roepen.
Potverdekke, ik was zodanig verschoten dat ik de kraag van mijne pyjama tot
aan mijn oren getrokken had voor ik de maïs in dook om daar tot het besef te
komen dat het niet meer was dan een nachtuil.
Ook dat was iets dat ik jaren niet meer gehoord had en toch waren ze nog
aanwezig.
Ik hing op zoek en keek in de richting vanwaar het geluid kwam maar zag hem
niet zitten, terwijl hij mij misschien wel zag staan.
Ja, naar het schijnt kan een uil een andere uil zeer goed onderscheiden in
het donker!
Maar ook tijdens de nacht vliegt de tijd en zo was het tijd om terug
huiswaarts te keren naar het licht van de veranda.
Zo ontdekte ik op de oprit nog een nachtelijk fenomeen in de vorm van een
stekelvarken dat de melk van de kat aan het uitdrinken was.
In feite is er nog zoveel te schrijven over de nacht maar dat doe ik later
zeker nog eens.
Eerst ga ik revalideren, want van blijdschap had ik het stekelvarken een
nachtkus gegeven voor al dat schoons en ik moet zeggen dat het mij niet goed
bevallen is.
Maar toch was het een magische nacht!
Groetjes chauffeurke