Toen ik op 1 september
uitgenodigd werd door het Ernest Claesgenootschap begon de dag een beetje
anders dan alle anderen.
Eerst en vooral stelde ik mij de vraag wat ik zou aantrekken om naar
Averbode te reizen.
Maar op bijna alle foto’s die ik van Claes had gezien stond hij zelf
afgebeeld in kostuum en met hoed.
Een hoed had ik niet, maar kostuums had ik genoeg hangen in de kleerkast.
Hoewel hij in zijn boek “De witte” de hoofdrolspeler vaak in korte broek
deed verschijnen, kon ik niet anders dan uit eerbied mijn voorkomen een
beetje te verzorgen.
De pen maakt soms wel de man, maar in de volksmond zijn het nog steeds de
kleren die de man maken.
In donker pak met wit hemd en aangepaste das reed ik naar Averbode.
Ongeveer 115km scheidt het Sint-Vincentius klooster van Deftinge van de
abdij van Averbode waar de festiviteiten zouden doorgaan.
Hoe meer ik mijn dorp achter mij liet, hoe meer ik in de wereld van Claes
terechtkwam.
Ik reed door het landschap dat hij zo vaak beschreven had en in
Scherpenheuvel-Zichem begon ik al af te remmen om zeker niets te missen.
Voor de kerk staat het standbeeld van Claes met de witte in zijn nek en iets
verder kom ik langs zijn huisje gereden.
Na de festiviteiten zou ik er zeker nog eens binnen stappen om mij in te
leven in wat “Nest” zo vaak op papier had gezet.
Via een lange laan door een bos waar ik door het open raam de dennengeur kon
snuiven kwam ik voor de abdij van Averbode te staan.
Het kon bijna niet anders dan dat Ernest Claes hier werd herdacht, hij kende
de abdij zeer goed en vond er ook zijn laatste rustplaats.
Ik trok mijn das nog even strak en de mouwen van de vest trok ik gelijk met
mijn hemdsmouwen om de prachtige abdij binnen te treden via de grote poort.
We werden verwelkomd door Jan Van Hemelryck die Ernest Claes nog in eigen
persoon heeft gekend.
Hem de hand schudden is de geschiedenis van Claes voelen en daarom ben ik
ook een tikkeltje jaloers dat ik Claes zelf nooit heb gekend.
In een zaal van het abdijgebouw lagen op lange tafels de werken van Ernest
Claes verspreid.
Het “oeuvre” zoals ze het van grote meesters noemen.
“Kiki” lag er naast “Black” alsof ze samen gingen wandelen en “De witte” lag
er naast “De Heiligen van Zichem” alsof hij zichzelf tot Heilige zou
uitroepen.
En ik, ik bladerde door de literaire kunst van deze voor wie ik de laatste
jaren zoveel eerbied had gekregen.
Ondertussen was Ernest Claes meer en meer mijn boekenkast gaan bewonen en
was ik zonder het te weten aan het verzamelen geslagen.
Ik ging op zoek naar de werken van Claes en alles wat met hem te maken had
nam ik onder ogen.
Hoe ouder het boek hoe liever en ja ik doe niet moeilijk als ik liever door
een eerste druk blader dan door een moderne uitgave al was het maar om de
geur van het vergeelde papier tot mij te laten komen.
Tussen de boeken zou men al vlug de tijd uit het oog verliezen en gelukkig
was er het boek” De oude klok” die mij er deed aan denken dat het tijd was
om de misviering bij te wonen.
Een Gregoriaanse mis ter gedachtenis van Claes.
Toen ik de kerk van de abdij naar binnentrad was ik overmand van de pracht.
Vaak zal een kerk ook koud aanvoelen, maar hier leek zelfs het contrast van
wit en zwarte marmer een zekere warmte te geven.
Ik nam plaats op de laatste rij houten banken terwijl de kerk verder vol
liep.
Terwijl het orgel bespeeld werd en de klanken weerkaatsten over onze hoofden
zong een koor als engelen.
Ik kon niet anders dan stil in mezelf zeggen dat ik het nog nooit zo schoon
gehoord had en toen ik een blik wierp naar mijn buurman fluisterde ik stil,
“ ’t is wreed schoon hé”.
Hij beantwoorde mijn woorden met een glimlach alsof het voor hem een
alledaagse zaak was.
Alles werd in het Latijn gezongen en hoewel ik niets van de tekst verstond
en verplicht was naar de vertaling in het misboekje te kijken maakte dit
alles het zo speciaal en schoon.
Tijdens de mis had de Abt het over de schrijver en legde ook uit wat het
woord humor betekende.
Schuil gaan achter de woorden in een leven dat niet altijd om te lachen is!
Bij deze verklaring was ik niet de enige die zat mee te knikken als teken
dat zijn verklaring meer dan juist was.
Toen de mis ten einde was liepen we nog even tot aan het graf van de
schrijver en het viel mij op hoeveel mensen daar nog emotioneel bij stil
stonden.
Ik kreeg er potverdekke zelf een krop van in mijn keel en toen ik dicht
genoeg bij het graf stond fluisterde ik stil,” Bedankt meneer Claes”.
Maar omdat ook hier het leven verder ging stapten we via de mooie natuur in
de voetsporen van Claes naar het restaurant waar we het middagmaal zouden
nuttigen.
Aan tafel waren we direct aan de praat over koetjes en kalfjes en natuurlijk
ook over de schrijver zelf.
Ik liet de mensen praten om mijn kennis te versterken door deze die hem
beter gekend hadden dan ik.
Na het eten trokken we terug richting abdij voor een academische
voorstelling waar de woorden van de schrijver onder de loep werden genomen.
Een bomvolle zaal toonde de interesse voor deze die ons zoveel leesplezier
heeft nagelaten.
Maar het was tijd om nog even tot bij “Nest” thuis te gaan en zo liet ik de
abdij achter mij om iets later het kleine hoevetje binnen te stappen.
De wieg, de stoof, de tafel, de oude klok en de zetel het stond er nog
allemaal.
Zijn pijp lag wel gedoofd in een vitrinekast maar dood was hij zeker niet.
Zijn schrijfsels lieten hem verder leven voor ogen van velen.
Het was nu de tweede maal dat ik hier bij Ernest Claes op bezoek kwam en ik
voelde er mij al een beetje thuis.
Ik ging terug even in zijn zetel zitten en iets verder op een stoel en
telkens bracht het gekraak leven in huis zoals het ook vroeger moet geweest
zijn.
Ik glimlachte naar zijn foto op de muur en was er niemand binnen gekomen had
hij misschien wel terug gelachen.
Steunend op de rugleuning van een stoel was het alsof ik Claes voor ogen
zag.
Schrijvend aan de tafel met de rook die bij elke trek uit de pijp naar het
plafond klom.
De kleine ogen achter het brilletje die zijn pen in de gaten hield om geen
enkel detail ongeschreven te laten.
Ik besloot dan maar om de schrijver de rust te gunnen en wat later terug te
komen.
Ook ik had nog werk, want ook mijn dorp wachtte om beschreven te worden.
Groetjes chauffeurke