Lierde onder de pen


BEZOEK AAN BREENDONK


Als ik mijn wandelschoenen aantrek is het niet altijd om mijn beenspieren te laten werken en van het mooie landschap te genieten, maar regelmatig wandel ik ook even het verleden in.
Het verleden waar de oorlogsjaren lelijk huisgehouden hebben en waar de monumenten of musea ons terug even met onze wandelschoenen op de grond zetten.
Ooit las ik het boek van Victor Trido “Het kamp van den sluipenden dood” dat over zijn verblijf in Breendonk ging.
Ik had het boek ooit uitgeleend en nooit meer teruggekregen maar toevallig vond ik het onlangs terug op een rommelmarkt.
In feite zou men eerst het boek moeten lezen en daarna pas een bezoek aan Breendonk brengen om de gruwel beter te laten doordringen.
Dat het boek terug in mijn boekenkast stond was tevens de reden om nog eens naar het concentratiekamp af te zakken.
Het was de vierde of de vijfde maal dat ik het kamp zou binnenstappen en steeds maakte het een grote indruk op mij.
Zoals ik vaak één of ander kerkhof ga bezoeken, liep ik ook hier niet rond als toerist maar eerder als mens die zich probeert in te leven in wat ooit een lidteken voor ons land is geweest.
Het martelkamp beschrijven zoals deze die er opgesloten zaten zal mij nooit lukken, maar af en toe mogen onze ogen wel eens iets anders lezen dan over bloemetjes en bijtjes.
Onder een grijze en regenachtige hemel stapte ik via een openstaande slagboom de brug over die vrijheid van gruwel scheidde.
Hoeveel levens waren hier niet binnengestapt die hun naam voor een nummer hadden gewisseld en tevens hun doodsvonnis hadden getekend?
Eens de poort voorbij had ik zicht op een lange gang waar de kilte mij tegenkwam.
Via een modern audio systeem kan men tijdens het ganse bezoek naar de uitleg luisteren hoe het er in het kamp aan toeging.
Ik luisterde niet alleen maar probeerde mij zoveel mogelijk de woorden uit het boek voor ogen te brengen, want wie kon er beter uitleg geven dan iemand die er had verbleven en ondergaan.
Voor mij een groepje mensen met jonge kinderen die waarschijnlijk geen benul hadden van wat er zich hier ooit had afgespeeld.
Ik nam het hun niet kwalijk want door de jaren zijn ook de concentratiekampen geschiedenis geworden en staat men veel minder stil bij hoeveel een mens wel kan afzien als hij het zelf niet ondervindt.
Ik probeerde mij wel in te leven en hun stappen werden al vlug omgezet in deze die vroeger door de gangen liepen.
Hun stemmen of zelfs hun lach zette ik om met een Duits accent want anderen zullen hier vroeger wel nooit een lach op hun gezicht gekregen hebben.
Hoe verder ik door de gangen liep hoe meer impact de woorden van “Victor Trido” op mij hadden.
In een gang waarop de kamers van de gevangenen uitkwamen stonden nu een paar deuren open.
Buiten het nummer op de deur waren ze allen dezelfde.
Zware hengsels en sloten stonden sinds de bevrijding open hoewel men sommigen bewust dicht liet zodat de bezoeker via een klein luik binnen de kamer moest kijken om zich even in de plaats te wanen van…
Elke deur droeg een nummer zoals elke gevangene er ook één kreeg bij zijn aankomst, daar waar de paarden die er werkten wel hun naam mochten behouden.
Ja, de dieren waren er beter af dan de mens!
Dieren kregen er eten en drinken daar waar de mens afgebeuld na enige tijd nog juist vel over been was.
Toen ik één van de kamers binnenstapte was ik er gans alleen.
Houten beddenbakken stonden aan elke kant van de kamer en de middengang bracht mij tot bij een tafel en een paar houten stoelkrukken.
De donkerblauw geverfde ramen ontnamen ook het meeste licht en daar stond ik dan…
Woorden tekort om te beschrijven welk gevoel ik er had.
Ik ging even zitten op één van de krukken en probeerde mij in te leven in wat ooit was.
Met de woorden van de schrijver in het achterhoofd kon ik mij wel een beeld vormen maar het gevoel zou ik nooit krijgen.
Ik zou nooit de pijn van de slagen voelen.
Ik zou nooit de vernedering ondergaan.
Ik zou nooit gefolterd worden.
Ik zou nooit de honger en de uitputting kennen.
Ik zou nooit de dood op deze manier voor ogen zien.
Het was de perfecte plaats om mij de vraag te stellen of ik soms wel reden tot klagen had.
Proper gekleed betrapte ik er mij op dat ik er op lette om niet in het stof te gaan zitten met mijn propere kleren, daar waar ze hier vroeger met veel minder moesten behelpen.
Gelukkig waren de voornaamste zaken die het kamp typeerden er niet meer voor de bezoeker.
De stank, het bloed, de kreten door de gangen en de geur van de dood.
Iets verder kwam ik in het cellencomplex waar sommigen de eenzame opsluiting moesten ondergaan.
Een kleine cel met een houten plank die tijdens de dag omhoog werd gezet zodat gevangene de rest van de dag moest rechtstaan als hij niet buiten aan het werk moest.
Een groepje mensen stond voor de kleine cel foto’s te nemen waarna ze na enig geflits hun weg verder zetten.
Onze wegen kruisten elkaar toen ze terug de gang uitliepen en we elkaar met een kleine glimlach begroetten.
Daar waar hun interesse niet verder ging dan de openstaande deur en het opslaan van een paar digitale foto’s stapte ik de kleine cel naar binnen.
Het zijn vooral de kleine details waar ik naar kijk en die soms zoveel meer vertellen over mens en gebeuren.
De donkere cel kreeg door de bovenliggende tralies een kleine lichtinval en daar zag ik in één van de muren een kruisje gekerfd.
Waarschijnlijk ging de laatste hoop van de gevangene naar het bidden en kerfde hij met zijn laatste krachten het kruisje in de baksteen.
Het was een risico om iets op de muren aan te brengen want voor de beulen zou het een reden tot slagen en folteren kunnen geweest zijn.
Maar in hun laatste hoop namen de opgeslotene blijkbaar nog risico’s om de hulp van God in te roepen.
Zo hebben ze één van de cellen wel verlicht om de graffiti op de muur te tonen.
De grijze verf werd er afgekrabd zodat een mooi fresco van Christus op de muur verscheen.
In alle ellende ontpopte er zich door de pijn en de uitzichtloze toekomst nog een kunstenaar achter de tralies.
Victor Trido had de titel van zijn boek “ het kamp van den sluipenden dood” niet beter kunnen kiezen.
Zelfs de dokters waren beulen en hun uitspraken spraken voor zich als ze zichzelf alle eer wilden toewijzen door te zeggen dat ze de beste dokter van het kamp waren.
“Ik genees elke zieke door hem bont en blauw te slaan waarna hij genezen is want ik zie ze nooit meer terug” is er zo één.
Met de woorden van de schrijver zette ik mijn tocht verder en het gedeelte dat in openlucht te bezoeken was legde ik onder de regen af.
Het schepte tevens een beter beeld van hoe en in welke omstandigheden de mensen hier moesten werken.
De hopen aarde die zo vaak voor niets werden verplaatst liggen er nu rustig bij.
Het groene gras is de enige kleur die grijze ellende van vroeger wat kleur geeft, maar ze daarom niet minder in de vergeethoek duwt.
Iets verder sta ik dan voor de plaats des doods, waar velen het leven lieten.
De palen waar de veroordeelden werden aan vastgebonden staan er donker met de nog zichtbare kogelgaten en de stroppen hangen er te hangen boven een openstaand schavot.
Regendruppels druipen als tranen van de galg alsof ze voor eeuwig wenen over het verleden.
Hoewel…nooit zal ik het gevoel van deze die het meemaakten kunnen verwoorden.
Nooit zal ik de gruwel die sommigen in zich droegen op papier kunnen zetten.
Hopelijk kunnen de woorden er ons wel toe aanzetten van af en toe eens te denken aan het verleden!
Ja, zolang we het (te) goed hebben zou er geen reden tot klagen mogen zijn.
Klagen dat we zaken niet lusten, klagen dat ik te dik ben, klagen dat….
Morgen schrijf ik terug over bloemetjes en bijtjes en over mijn Lierde en misschien kan ik morgen wel klagen dat ik geen reden tot klagen heb!


Groetjes chauffeurke



Terug naar 'Lierde onder de pen'

Terug naar homepage Lierde Online