Lierde onder de pen


 IN HET WIEL VAN "MIEL"


Als ik in het weekend door mijn raam kijk, dan zie ik hier heel wat wielertoeristen voorbijrijden.
Soms rustig en in groep en dan weer op een lange sliert getrokken alsof ze zelf moeten spurten om op tijd bij moeder de vrouw te zijn.
Sommigen halen de eindmeet niet, en dat kan je zien aan de fietsen die tegen de gevel van één of ander café staan.
Geen drinkbus met één of ander verboden middel maar een paar goeie trapisten worden daar achter het rugnummer gegoten.
Sommigen durven met gespannen buikvel nog zeggen dat ze scherp staan, terwijl ze nog een rondje geven.
Och…wat zou er verkeerd aan zijn?
Vroeger bestond er helemaal geen doping en als je toch al eens bij de dierenarts moest zijn was het echt voor een koe of een kalf te verzorgen en niet om van een coureur een stier of een ezel te maken.
Door de jaren hebben we kunnen ondervinden dat onze streek met zijn karaktermensen er zich perfect toe leent om sportmannen te kweken.
’t Was nog den tijd dat epo en doping vervangen werden door een boterham met gekapt en een pan met eieren.
Geen zoetsulfaat of geconcentreerde spierversterkers, maar een biefstuk met bijhorende trappist.
Er waren er zelfs die een biefstuk in hun broek staken en dat was dan niet om hem voor te bakken maar wel tegen de zadelpijn.
Je mag dan wel niet met een lintworm zitten hé.
Nee nee serieus!
Onze streek is al vaker de wieg geweest voor grote coureurs.
De Ronde is terug in aantocht en dan kijken we even terug in de tijd.
Momenteel hebben we de mond vol van Emiel Faingnaert en men mag al eens zijn fierheid tonen naar het peloton.
’t Is 60 jaar geleden dat Miel de Ronde van Vlaanderen won in 1947.
Het was een totaal andere tijd en men zou vandaag geen renners meer aan de streep krijgen om in dezelfde omstandigheden te rijden.
Het was de periode waar namen als Gyselinck Roger, Ardijns Julien, Stan Ockers en Briek Schotte nog in schoonschrift op het wedstrijdblad werden geschreven.
Geen volgwagen met vier reservefietsen of tientallen wielen.
Geen warme jasjes die werden aangereikt met slecht weer.
Geen ploegleider die drinkbussen of voeding kwam brengen.
Nee, iedereen reed zijn eigen koers en dat in weer en wind met voor of tegenspoed.
In dienen tijd was De beiaard niet alleen leesvoer om de uitslagen van de koers te kennen, maar werd hij vaak tussen koerstrui en borsthaar gedragen om geen valling op te scheren.
De tuben werden dan weer rond nek en schouders geweven want platvallen was zelf repareren.
Om nog maar te zwijgen van de staat van sommige wegen.
Ge moest in dienen tijd nog niet gaan zoeken naar een roodgekleurd fietspad want het was vaak schudden en beven over grijze kasseien.
Het karakter spande de kuiten en de zweetdruppels smeerden elke pedaalslag tussen een haag van volk.
De aanmoedigingen van eigen volk en supporters dreven de renners tot het uiterste van hun inspanningen en hadden vaak meer effect dan een gesneden brood of twee wespen.
Van 1940 tot 1950 was “Miel” profrenner en toen ik onlangs een foto vergeleek met ééntje uit het peloton van vandaag was zelfs daar een groot verschil merkbaar.
De bruingele foto stak al fel af tegen het gekleurde beeld van vandaag.
Je was verplicht van de kleur en de kracht op de trui te lezen zoals “ De groene leeuw” die zich in die tijd een weg klauwde als sponsor op de borst van onze sportman.
En diezelfde sportman klauwde dan weer met harige benen de vele kilometers om gevoed te worden door de eer en lofbetuigingen aan de meet waarna ze soms met dezelfde fiets terug naar huis reden.
Een groot contrast met de geschoren en fel ruikende benen die vandaag de trappers duwen voor een paar miljoen in oude Belgische franken.
Ze hoeven hun zelf niet meer te wassen, want zelfs dat wordt in hun plaats gedaan.
En als je vroeger al eens een grote koers kon winnen, dan was het nog niet zeker van moeder de vrouw aan de meet in de armen te kunnen sluiten.
Zonder tv en gsm was men vaak zelfs niet op de hoogte van één of andere overwinning en waren het vaak palm en beker die het ’s avonds verklapten bij het thuiskomen.
Vandaag hebben ze zelfs een paar vrouwen naast het podium staan die het kussen van hun vrouw of lief vervangen.
Tijdens de wedstrijd hebben ze dan weer genoeg gedronken dat ze de champagne in het rond kunnen spuiten waarna ze in een comfortabele wagen of bus terug naar de luxe van het hotel gevoerd worden.
Ja, vroeger was het moe thuiskomen en het deksel van de kom lichten om te zien of het wortels of spruiten waren.
Sommigen zullen misschien de biefstuk uit hun broek gehaald hebben om hem op de pan te leggen om de honger te stillen die met de inspanning gepaard ging.
Potverdekke dat waren nog eens tijden!
Tijden dat we met herinneringen terug kunnen boven halen.
Een periode waar niet alleen een verslag werd geschreven maar waar bij elke wedstrijd een verhaal hoorde.
Het was de zwart wit periode van de oorlogsjaren waar de mens zelf kleur moest brengen.
Een periode waar men niet alleen aan koersen dacht om het volk te vermaken maar ook aan de veiligheid van vrouw en kind.
Koersen in een tijd waar men liever zijn palm of beker zou gewisseld hebben voor een half varken of ’t achterste van een koe.
Het kan grijs klinken maar toch was elke wedstrijd een feest of kermis.
In tenten met houten tafels en ijzeren klapstoelen stroomde het gerstenat op ritme van de lokale fanfare.
In de cafés rond de kerktoren zat men in zijn zondags kostuum na te praten tussen bier en rookgeur en buiten hing een urinoir in email waar de urinegeur bij het feestgedruis paste.
Ja dat waren nog eens geurige tijden.
Persoonlijk heb ik Miel maar een paar keer gezien en dat was in de fietswinkel.
Af en toe mocht ik eens mee met de wielertoeristen van “sport en nering” in St-Martens-Lierde en als kleine snotter was ik dan ook wreed aan het zagen achter een schoon “véloke”.
Mijne pa kocht hem een nieuwe en dus mocht ik zijn spiksplinternieuwe occasie hebben.
Om hem in orde te zetten trokken we tot bij “Miel”.
Tussen het fietsmateriaal gingen de gesprekken vaak over de mens en alles wat er rond gebeurde.
Daar stond ik dan als kleine snotter oog in oog met een groot coureur, de droom van vele kleine snotters.
Tussen het gesprek kwam er af en toe een vraag mijn richting uit en dan hadden ze mij geleerd van altijd correct te antwoorden.
-En waar woont gij bazeke?
-Euh…bij mijne pa meneer.
-Zeg maar Miel want meneer is niet thuis, en waar woont uwe pa dan wel.
Hij wist zeer goed waar we woonden en in feite was hij gewoon nieuwsgierig hoe het in Brussel ging.
-Wij wonen in Vorst tegen de Wielemans.
-Amai waar ligt dadde?
Ze hadden mij altijd gezegd van dan over iets gekend te spreken zodat de mensen hun konden oriënteren.
-Awel dat ligt tegen den Anderlecht.
-Ha ja den Anderlecht waar die krotters daar voetballen.
-Euh…ja waar ze voetballen hé.
Ik durfde hem niet tegenspreken en waarschijnlijk was Miel veel beter op de hoogte van wat in de sportwereld gebeurde dan ik.
Toen we de volgende keer uit Brussel terug naar Deftinge zouden komen mochten we mijne vélo gaan halen bij Miel.
Miel kwam met mijne fiets tevoorschijn en zelfs mijne pa herkende zijne vélo uit zijn jonge jaren niet meer.
Potverdekke we hadden waarschijnlijk teveel informatie gegeven over onze woonplaats die bij den Anderlecht lag, want de fiets was in “mauve en wit” de kleuren van Anderlecht geverfd.
Maar de kleur deed er niet toe want ik had nu wel een fiets die door een Rondewinnaar in orde was gezet.
Jaren zat ik in het zadel en reed ik over onze landelijke wegen, denkend dat ik een beetje “Miel Faingnaert” was.
Met de Ronde van Vlaanderen 2007 zal hij door zijn borstbeeld terug thuis zijn in zijn Lierde.
Miel welkom thuis…en bedankt voor het fietsplezier dat je ons schonk.


Groetjes chauffeurke



Terug naar 'Lierde onder de pen'

Terug naar homepage Lierde Online