Lierde onder de pen


 ER WAS EENS ...


Toen ik onlangs bij den beenhouwer stond te wachten, trekt er daar ineens ne kleinen aan mijn mouw.
- Dag chauffeurke, ik moet u eens iets vragen.
- Euh…jamaar voor gekapt en trippen moet ge bij die madam achter den toog zijn hé.
- Nee nee, mijn mama leest elke avond één van uw schrijfsels voor als ik ga slapen, maar ik kan daar geen oog van toedoen.
- Ja manneken, dat is serieuze zever, en dat is normaal dat ge daar niet kunt van slapen hé.
- Maar zou ge dan voor ene keer geen sprookje willen schrijven chauffeurke, want er zijn waarschijnlijk nog kindjes die van sprookjes houden in Lierde en omstreken hé.
- Ja manneken, sprookjes dat zuigt ge zomaar niet uit uwen duim hé, maar ik zal eens zien wat ik kan doen.


Ja, ik kan nooit nee zeggen, en om dienen kleine snotter zijn nachtrust te gunnen die heb ik dan maar een sprookje geschreven hé.
Och…misschien houden volwassenen ook wel van sprookjes, en slapen ze er ook beter van.
Vaak gaan sprookjes over prinsen of kabouters, en dus moest ik even mijn fantasie laten werken om het geloofwaardig te brengen hé.
Euh…wat ik ook nog moet melden, “iedere gelijkenis met bestaande personen is louter toeval”.

Er was eens…lang geleden, een wreed schoon en groot kasteel.
En in dat grote kasteel, woonden een koning en een koningin met hun drie kinderen
Twee prinsen en een prinses liepen er in de lange gangen, en speelden en ravotten in het grote park.
Maar in feite waren ze afgesloten van de buitenwereld, en vaak stonden ze te kijken op de grote muur die het park omringde.
Het was de grens met de buitenwereld, waar andere kinderen speelden.
Soms maakten de koning en de koningin zich ongerust dat hun kinderen moesten opgroeien in een andere wereld.
Ja, als prins en prinses, moet je natuurlijk met schoner en groter speelgoed spelen, want anders kan je evengoed een gewoon kind zijn .
En hier in het grote kasteel was het niet anders!
Ze picknickten op een groot laken, in de schaduw van de serres en de hoge bomen.
Maar af en toe gingen de prinsen en de prinses ook op bezoek bij een tante en een nonkel in een ander groot kasteel, en daar was de opvoeding veel strenger.
Tante Fabi at een Ola ijsje, terwijl nonkel Bou de wijn dronk.
Prins Lo – Rent zat hem daar te vervelen voor de open haard, en was aan het wegdromen naar later.
Hij droomde van schone auto’s en moto’s, en van mooie prinsessen die een boontje voor hem hadden.
Maar de prins stond niet echt stil, dat een prinselijk leven alleen tussen de muren van een groot kasteel kon, en dat eens er buiten, moest betaald worden zoals ieder van ons.
Het leek allemaal zo gewoon, en dus groeiden ze op als echte prinsen en prinses.
Voor het slapengaan, ging het zoals bij de gewone kinderen, hoewel zij wel telkens iets speciaals kregen.
Zo kreeg de prinses elke avond een rood kruisje voor het slapengaan en kwamen ze bij prins Flup een sprookje lezen over koningskinderen, waarop deze telkens riep, pa hola “kik wil konink wort”.
Toen ze bij prins Lo-Rent aan zijn bedde kwamen, lag deze telkens al te ronken, en was hij al ver in prinsenland.
Maar zoals alle kinderen, groeiden ook de prinsen en de prinses, en na enige tijd volgden ze de weg van de sprookjes die hun vroeger werden voorgelezen.
De prinses volgde de weg van het rode kruisje op haar voorhoofd, kreeg vele kinderen en leefde lang en gelukkig.
Prins Flup kreeg ook een sprookjeshuwelijk, en ook hij vulde de leegstaande wiegjes, waarna hij nog telkens riep “kik wil konink wort”.
Prins Lo-Rent, dat was een ander paar mouwen, want nu iedereen het kasteel uit was, bleef hij eenzaam en verlaten achter.
Het was in die eenzaamheid dat hij soms verdwaalde in de lange gangen, en dat hij droomde van een gewoon leven zoals zijn broer en zuster.
Maar niet getreurd, op een dag kreeg de prins een peperkoeken villaatje voor zijne verjaardag, met lanen zo ver als hij maar kon turen.
De prins leerde al vlug op eigen benen staan, en wist wel van wanten.
Zo ging hij elk jaar met Driekoningen zijn dotatie bij elkaar zingen voor “nen nieuwe hoed”, maar omdat hij geen hoeden droeg, kon hij dus het geld besteden aan andere zaken hé.
Prinsen op een wit paard waren al lang uit de mode, en dus kocht hij maar een wagen zoals iedereen.
Om de eenzaamheid te breken, ging de prins af en toe eens naar een bal, en daar kreeg hij op een dag een glazen muiltje.
Potverdekke, de prins was zo blij, vooral omdat hij het volledige paar had gekregen, en dat er zijn toekomstige prinses inzat.
De prins hield er niet van om in de schijnwerpers te staan, en toch was het juist bij hem dat de fotografen dagenlang stonden te flitsen, zodanig dat de suiker van zijn poort al gaan smelten was.
Maar ook hij kon zich niet blijven verschuilen, en dus moest hij ook wel trouwen zoals een prins.
Jaren had hij in het donker van de eenzaamheid moeten leven, maar vandaag zag hij eindelijk “Clair”.
De jaren gingen voorbij, en elke dag knabbelden ze een beetje van het peperkoeken huisje.
Toen ook zij twee kleine prinsesjes kregen, riep de prins al op voorhand tegen de fotografen, “ge moet ze niet komen trekken, want ’t zijn toch twee lelijke”
In feite was het een noodkreet uit zijn kinderjaren, en wou hij de pers op afstand houden, om de prinsesjes niet te overbelasten.
Dag na dag, ging het leven voorbij, en de prins besefte maar al te goed dat het leven niet zo prinselijk was als in zijn leven.
Met een paar monden meer, waren de binnenmuren van het peperkoeken villaatje al vlug kaal geknabbeld, en met een paar speculaasdakpannen minder was het ook wreed aan het tochten in de slaapkamers.
Ja, zo een villa is nu éénmaal geen paleis, en omdat het in feite een geschenk was, kon de prins er zelf ook niet teveel gesuikerde verbouwingen aan doen.
Maar een geluk komt soms met een ongeluk, en op een dag waren de vijvers van Tervuren zodanig overstroomd, dat de boten van de marine tot voor de prins zijnen villa kwamen varen.
Potverdekke dat was nog eens een geluk zie!
Uit dankbaarheid, omdat de kapitein zijn schip met het slechte weer in de garage van de prins mocht parkeren, zou hij daar rap eens wat speculaas en peperkoek leveren om een paar herstellingen uit te voeren.
Ja, het klonk zoet in de oren, en de prins stond er niet echt bij stil, dat het in feite peperkoek en speculaas was voor de gewone mensen.
Het peperkoeken huisje zag er al vlug terug netjes uit.
Maar toen op een dag, Sinterklaas vroeg waar zijnen speculaas gebleven was dat op het schip lag, dan gingen de zwarte pieten pas echt aan het dansen.
Jawadde zeg…azo nen ambras dat het daar was.
De kapitein gaf zelfs de prins de schuld, en vertelde dat hij zelf gene speculaas at, want dat hij er buikpijn van kreeg.
Daar zat de prins dan voor de zoveelste maal als zwart schaap, en kon niet anders dan zich beschaamd af te sluiten van de buitenwereld.
Ja, de prins heeft het al lang begrepen,dat prins zijn, alleen kan in een paleis met hoge muren rond.
Maar hoe moet het nu verder?
De prins durft zelfs geen Driekoningen meer te gaan zingen voor zijn dotatie.
En toen kwam er een varken met een lange staart, en was het prinselijke leven niets meer waard.

Moraal van het verhaal:
Ik heb vroeger ook vaak gedroomd van speculaas en prinsessen, en ik heb er rotte tanden aan overgehouden en dotatiegeld betaald voor de prinses.
Het komt er dan op aan, van eens van iets anders te dromen, en je zal zien dat elke droom anders is, vooral deze van de realiteit.
Mensen kunnen een prinselijk leven hebben, maar of prinsen een menselijk leven kunnen hebben…?


Groetjes chauffeurke



Terug naar 'Lierde onder de pen'

Terug naar homepage Lierde Online