Lierde onder de pen


  EEN PRIESTER KOMT, EEN MENS GAAT       


Het was in den tijd dat ik als jonge snotter niet veel te zeggen had.
We gingen naar de kerk omdat het moest, en omdat het paste in onze katholieke opvoeding.
Alles was schoon georganiseerd, de vrouwen links, en de mannen rechts in de kerk.
Als kleine snotter had ge niet veel te kiezen waar ge ging zitten.
De persoon die het langst je hand vasthield bij het binnenlopen van de kerk, daar ging je naast zitten.
Het was vooral stilzitten en zwijgen.
Niet teveel hoesten of niezen, je moest zo onopvallend mogelijk blijven zitten dat je onopgemerkt de mis kon bijwonen.
Het was maar bij de uitgang dat iedereen ging groeten om toch te tonen dat we aanwezig waren in het huis van God.
Het was in die tijd een eer van een kerkelijke titel te dragen.
Misschien had je wel een priester in de familie, en was het aangewezen om vooraan in de kerk te zitten.
Of je had een tante nonneke of ne nonkel pater in de Kongo.
Of misschien woonde een deel van je familie wel in een klooster of een abdij.
Bij ons waren er niet teveel met kerkelijke titels, en dus werd er direct naar mij gekeken om als jongste van de familie toch nog mijn bijdrage te leveren.
Ik ging naar de St-Denijsschool in Vorst, en daar wisten ze aan mijn moeder te zeggen dat ze misdienaars tekort hadden in de St-Denijskerk en in de St-Antoniuskerk.
Ja, dat konden we niet refuseren hé.
Drie jaar vond ik een heilig onderdak als misdienaar in die twee kerken.
Ik was gekleed van de firma, en mocht achter het altaar zitten in een lang wit kleed.
Dat was de periode dat ik in het Brusselse woonde.
Maar in Deftinge hadden ze mij daar ook eens liggen omdat ik er zo heilig uitzag.
Er was ooit een inhuldiging van een pastoor, en toen ging er nog een processie uit.
Ik kreeg twee vleugels op mijne rug geplakt, om er nog heiliger uit te zien dan dat ik al was.
Het verwelkomen van een priester was een hele ceremonie, het was in feite één groot feest.
Maar de jaren gingen voorbij, en in Brussel werd er minder en minder naar de kerk gegaan.
Toen ik vijf jaar geleden terug naar Deftinge kwam, was het ook niet in mij opgekomen van naar de kerk te gaan.
Ik ging er wel voor trouwfeesten en begrafenissen, maar dat was ook al.
En toch hebben kerken en kapellen mij steeds aangetrokken.
Ook op de kerkhoven was ik een regelmatige bezoeker.
Het was een plaats waar men tot rust kon komen.
De stilte vond afwisseling tussen de warmte van het hout en de kilte van marmer.
Maar, daar waar vroeger de deur van het huis God’s steeds open stond, sta ik nu vaak voor een gesloten deur als er geen misviering is.
De pastoor droeg zijn titel, en als gewone man in de straat ging je hem begroeten met een waardige knik van het hoofd, en vaak niet meer dan de woorden “dag meneer pastoor”.
Enige tijd geleden stond ik met vrienden te praten, toen een man met een brilletje ons kwam begroeten.
In jeans en sweater leek hij de mensen te kennen.
Iedereen leek ook hem te kennen aan de begroeting te zien.
Ja, curieus als ik was vroeg ik aan één van de vrienden wie hij was.

-Dat is de pastoor chauffeurke.
-Oei….serieus?

Ik wist niet goed wat zeggen, want in den tijd gingen we tot bij de pastoor met een zending, en dat was dan de enige keer dat hij ook aan huis kwam om de zegen te geven en nen druppel te drinken.
Plots keek hij in mijn richting:

-En wie ben jij?
-Euh….ik ben chauffeurke.
-Ben je van Deftinge?
-Ja meneer pastoor.
-Ik ben priester.
-Euh….is er dan een verschil tussen pastoor en priester?
-Ja, de pastoor is de geestelijke aan het hoofd van een parochie, en een priester is de geestelijke die van de bisschop een priesterwijding heeft ontvangen.
-Awel ik heb weer iets bijgeleerd.
-Elke dag is er om te leren chauffeurke.
-Euh….ja dat zal wel zekerst.

Ik stond hier wat onwennig, en wou toch vertellen dat ik misdienaar geweest was om diene mens op zijn gemak te stellen.

-Euh….ik ben drie jaar misdienaar geweest meneer euh…de priester.
-Zeg maar André chauffeurke.
-Euh….zeker priester André.
-André, uw kruiske op uw vest hangt ondersteboven.
-Andréas is ook ondersteboven gekruisigd geweest hé.

Ondertussen had hij het loshangend kruisje weer recht gezet.
Amai dat was nu ne keer ne toffe mens zie.
In feite sprak hij de woorden van iedereen.
Hij wist ons door de simpele dingen zoveel te begrijpen en bij te brengen.
Het was niet preken, maar verstaanbare woorden brengen waar ieder van ons zich in herkende.
Toen hij afscheid nam, had ik gezegd dat ik wel ne keer naar de mis zou komen.
Hij knikte met een glimlach, en vertrok.
Op een dag liep ik hem terug tegen het lijf met mijn zoon.
We wilden niet storen, maar hij bleek tijd te nemen om zijn schapen te leren kennen.
We hebben gepraat, zoals we zelfs nog nooit in de familie gepraat hebben.
Over ons en over hem, over Lierde en Hamme.
Over actuele zaken en over het verleden.
Maar ook over het geloof van vroeger en nu.
Ik had op korte tijd een priester leren kennen die vriend geworden was.
Hij was niet alleen in Lierde om het woord van God te verkondigen, hij was er ook als mens.
En dat mens zijn, dat is zo voornaam de dag van tegenwoordig.
Het was niet in de mis zitten en gaan biechten achter het gordijntje al fluisteren.
Nee, ik kon vrijuit praten over mijn zonden, zonder er speciaal te moeten uitvinden zoals in de tijd waar we moesten gaan biechten, en waar ik just niks uitgestoken had op diene moment.
En hadden ze mij vroeger gevraagd wat de priester gezegd had in de kerk, dan kon ik u wel zeggen wat de persoon op de stoel voor mij had gedaan tijdens de mis, maar de tekst van de priester zelf zou verwatert zijn.
Nu ik de priester als mens heb leren kennen, hebben zijn woorden plots waarde gekregen.
Ja, hij had als mens de titel van priester gekregen, maar ik had de priester als mens ontdekt.
Ik keek er naar uit om een gesprek aan te gaan met hem, want het was leerrijk.
Ieder had zijn menig, en dat werd gerespecteerd .
Maar het was op die dag, dat ik tijdens één van onze gesprekken kreeg te horen dat hij Lierde zou verlaten.
-Ja chauffeurke, ik ga weg.
-Hoe weg….gaat ge op vakantie?

-Nee chauffeurke, ik ga terug naar mijn geboorteplaats.
-Euh….jamaar, is dat dan voor altijd, en gaat ge hier nog de mis doen en….en…..
-Er zijn verschuivingen, en ik krijg de kans om terug naar Hamme te gaan.
En ik heb die kans aangenomen.
-Jamaar, ge zijt hier nog maar van 27 oktober 2002.


Ik had goesting om te vloeken, maar de krop in mijn keel hield mij tegen.
Als volwassen mensen zit ge daar met uwe mond vol tanden, en bijna de tranen in uw ogen.
Met zijn hand op mijn schouder probeerde hij mij een troostend woord te brengen, door te zeggen dat er wel een opvolger zou komen.
Het zou iemand uit Nederland zijn, en Hollander op de koop toe.

Potverdekke, komt dat tegen!
Er was naar het schijnt al een artikel verschenen in “De Beiaard” over de nieuwe priester.
Ik haaste mij naar de krantenwinkel, en las het artikel over onze nieuwe priester.
“Maarten Pijnacker nieuwe pastoor voor Lierde”
Geboren tussen de tulpen, en sportief aangelegd.
Maar vooral de laatste zinnen van het artikel bleven me bij.
“Ik vind het heel belangrijk dat de mensen de kans krijgen mij te ontmoeten.
Ik zal naar hen toegaan en zeker niet wachten tot ze bij mij komen.”
Awel daar houden we u aan.

André is een priester zoals een priester moet zijn.
De herder voor zijn schapen.
Maar vooral de mens onder de mensen.

André,ik wil je danken voor wat je gedaan hebt, en dit in naam van alle Lierdenaren die je gaan missen.
Tot weldra André, welkom priester Maarten.

Groetjes chauffeurke

Ps
André, er zal altijd ergens een bord tutjespap voor je klaarstaan.



Terug naar 'Lierde onder de pen'

Terug naar homepage Lierde Online