··· LIERDE INFO UIT WEEKENDKRANT DE BEIAARD ··· TELEX ··· TELEX ··· TELEX ··· LIERDE INFO UIT WEEKENDKRANT DE BEIAARD  ···

Streekgenoot en veiligheidsadviseur van premier Guy Verhofstadt Brice De Ruyver:
"Onze niet-ontsloten streek maakt ze veiliger.



De overval op de juwelierszaak 'De Cock' in Velzeke vormt de aanzet van dit gesprek met de veiligheidsadviseur van premier Verhofstadt, Brice De Ruyver (49) die met de regelmaat van een klok zijn moeder in Sint-Maria-Lierde bezoekt. Hij kent dit blad door en door en was dan ook onmiddellijk bereid voor een gesprek over de veiligheid in ons land in het algemeen en in onze streek in het bijzonder. In de beleidscel van de premier is de professor van de Gentse rechtsfaculteit aangeduid als expert die instaat voor de algemene coördinatie van het veiligheidsbeleid van de ministeries van Justities en Buitenlandse Zaken.


Streek

De Beiaard: U bent afkomstig van het Zuid-Oost-Vlaamse Maria-Lierde en liep school aan het college van Geraardsbergen. U bent één van de weinige BV's die uit onze streek komen. Hoe bekijkt u deze regio vanuit de Wetstraat 16?

Brice De Ruyver: Er is in onze streek maar één Bekende Vlaming en dat is Herman De Croo.
Alle gekheid op een stokje...Ik ben toch niet zo sterk vervreemd van onze streek want mijn moeder woont nog steeds in Maria-Lierde. Ik kijk alleen naar de positieve kanten van de streek en die zijn talrijk. Op afstand bekeken is het voor mij één van de mooiste streken van België. Ik stel wel vast dat Stedenbouw gedurende de voorbije tien a twintig jaar toch een paar onvoorzichtigheden heeft begaan. Men beseft nu voluit dat men dat unieke landschap van de Vlaamse Ardennen moet koesteren.
Ik stel vast dat in brede middens vol lof over de schoonheid van de streek gesproken wordt.
Volgens mij is dat haar kapitaal waarin men verder moet investeren. Ik vind dat een grotere prioriteit dan het aantrekken van industrie bij afwezigheid van grote wegen en waterlopen. Het feit dat er nog geen grote toegangswegen zijn heeft het voordeel dat de criminaliteit er al bij al nog zeer laag is. Vanuit mijn job bekeken vind ik dit alleszins een pluspunt want de streek trekt rondtrekkende dadersgroepen niet aan omdat ze er niet vlot uit wegraken. Ik wil er ook nog aan toevoegen dat er een zeer goede ontsluiting is via het spoor waardoor mensen in een mum van tijd in Brussel zijn. 
Gebiologeerd

D.B.: Waarom koos u erna uw humaniora voor om criminoloog te worden?

B.D.R.: Ik ben begonnen met rechten aan de Universiteit Gent maar ondervond al doende dat mijn voorkeur toch ging naar het strafrecht. Laat me zeggen naar alles wat met de aangename en slechte dingen van het leven te maken heeft.
Als jonge knaap was ik daar al zeer door gebiologeerd. Via de media informeerde ik mij hierover voortdurend zodat ik bij mijn aankomst aan de universiteit al wist hoe onze rechterlijke organisatie in mekaar zat.
Ik heb na de kandidaturen mijn rechtenstudie gecombineerd met die van criminologie. In 1978 werd ik assistent van de wereldbefaamde professor Dr.Paul Ghijsbrecht van wie ik een unieke opleiding kreeg. Ik raakte via hem ook bij de gerechtelijke expertise betrokken.

Brakel: klein Chicago

D.B.: Wat boeit u daarin?
B.D.R.: Het boeit mij omdat je als criminoloog de rijkdom van de menselijke natuur ziet in zijn positieve en negatieve kanten.
In elk van ons zit in potentie iemand die misdrijven pleegt.
Velen slagen erin om dat onder controle te houden en weten om te gaan met agressiviteit en anderen kunnen dat veel minder. Het is niet alleen een kwestie van opvoeding maar ook van omgeving die het verschil maakt.
Zij die gaan stelen - waaronder ook die rondtrekkende dadersgroepen - doen dat deels vanuit de economische noodwendigheid om een betere levensstandaard te bereiken. Iedereen wil toch een betere levensstandaard. Naar gelang de mogelijkheden streeft de grootste groep die na op een legale manier maar zij die dat op die manier niet kunnen, doen dat via het illegale circuit. Die beide drijfveren zijn eigenlijk universeel. De schaalvergroting maakt dat juist boeiend en maakt dat je je minder blind staart op een moord. Mijn aandacht heeft zich verlegd naar de meer structurele vormen van criminaliteit waarvan je weet dat die eigenlijk veel bedreigender zijn omdat ze inwerken op het onveiligheidsgevoel of waarvan je weet dat ze grote financieel- economische schade toebrengen zoals fraude.
Mensen blijven meer stilstaan bij misdrijven die de lichamelijke integriteit aanpassen. Ook wordt er sterk gefocust op de zichtbare vermogensfeiten: een overval, een ramkraak of een autodiefstal.
Herinner u nog vorig jaar toen er zich in Brakel een hele rist zware feiten voordeed. De drieste aanpak was zo abnormaal dat hier in de Wetstraat besloten werd in samenspraak met de premier en de federale politie om in het Brakelse een veiligheidstandje bij te steken.
Gelukkig hebben we het kunnen stoppen want de inwerking in Zuid-Oost-Vlaanderen was gigantisch. Er waren uiteraard al inbraken, overvallen en moorden gebeurd. Maar mensen die koelbloedig onder vuur genomen werden, dat had men er nog nooit meegemaakt. Door er zwaar op te werken, konden we de bende oprollen.

Octopus-akkoord

D.B.: In de nasleep van de affaire Dutroux werd de politiehervorming doorgevoerd.
U speelde bij de uitwerking hiervan een belangrijke rol.
Is deze hervorming niet te snel gebeurd? Had men niet meer de weg van de geleidelijkheid moeten bewandelen?
De hoge kostprijs grijpt in tot in de burgers hun portemonnee.


B.D.R.: Je kan zeggen dat we bij de politiehervorming trager hadden moeten tewerk gaan.
In een normale samenleving ben ik met deze stelling tweehonderd procent akkoord. Men moet echter goed beseffen dat we voor het realiseren van de politie- en justitiehervorming - Octopus - de zaak Dutroux hadden, de werking van de parlementaire commissie en de ontsnapping van Dutroux. De beslissing voor de hervorming werd genomen in mei '98 en werd reeds eind dat jaar in wetten gegoten. We konden ons niets anders permitteren omdat het vertrouwen in politie en justitie volledig zoek was. Voor justitie is dat zelfs tot op vandaag nog zo. Het was toen in 1998 voor onze democratie een bijzonder explosieve situatie. Als diegenen die met gezag en macht zijn bekleed om te oordelen over mensen, niet meer het vertrouwen hebben, dan is dat een precaire toestand. We hadden geen andere keuze dan snel te gaan in dit verhaal. En dan mocht er ondertussen niets meer gebeuren in de orde van de Dutrouxaffaire. We hadden het geluk aan onze zijde.
Het andere punt dat u aansnijdt is de hoge kostprijs. Hieraan wil ik twee elementen verbinden:
ten eerste kost de politiehervorming te veel aan de federale overheid in verhouding tot de kwaliteit. We hebben goeie kwaliteit maar we betalen er te veel voor. Waarom? Omdat men een te duur statuut heeft genegocieerd voor de politie-ambtenaren die goedbetaalde burgers geworden zijn.

Toch denk ik niet dat het de burger meer kost. Ik heb in mijn eigen streek gezien hoe weinig de gemeente investeerde in politie. Herman De Croo dacht dat hij veel investeerde in de politie. Ik heb hem kunnen aantonen dat de politiezone Brakel inspanningen deed die bijlange niet op het niveau lagen van wat de gemiddelde politiezone van dit rurale type ophoestte.
In onze streek heeft men altijd op de rijkswacht geteerd. In Lierde was er lange tijd één veldwachter en voor de integratie hadden we er drie of vier. Serieus, dat is toch heel weinig. Daar doe je toch geen 24-uren-permanentie mee. Wie moest dan bij veiligheidsproblemen de hete kolen uit het vuur halen?
De rijkswacht van Geraardsbergen of die van Brakel. Maar dergelijke werkwijze is niet meer van deze tijd.

Die omstreden kostprijs gaat dit jaar trouwens niet nog eens de hoogte in. Ik stel zelf vast dat de gemeenten hun dotaties voor de politiezones gaan verminderen. Waarom is dat zo?
Wel, het federaal niveau springt voldoende bij zodat de gemeenten met minder geld over de toonbank moeten komen.

Aan touwtjes trekken

D.B.: Door uw benoeming tot veiligheidsadviseur trok premier Guy Verhofstadt het veiligheidsbeleid naar zich toe. Zette hij hiermee de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie buitenspel?

B.D.R.: Die taak is gecreëerd op het einde van de politiehervorming toen de slechtlopende statuutonderhandeling op de agenda stond. Het opstellen van het federaal veiligheidsplan was ook geen makkie. Tenslotte ging het om een gigantische hervorming van politie en justitie waarbij het onmogelijk was voor de premier om alles over te laten aan zijn vakministers.

D.B.: Kunt u even omschrijven wat uw functie in de Beleidscel van de premier precies inhoudt?

B.D.R.: Premier Verhofstadt heeft dat eens plastisch omschreven. Een premier heeft vele touwtjes waaraan hij kan trekken als dat nodig is. Concreet houdt dit in dat ik tussenkom voor de premier als dit nodig is. Ik geef inhoudelijke ondersteunig aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie naar hun beleid toe. In de vorige legislatuur is de premier meer op de voorgrond getreden op deze beide terreinen omdat hij het nodig vond ten volle achter de hervormingen te staan.
De premier is ook zelf op het terrein geweest om zijn volle gewicht in de weegschaal te leggen. Dat was volgens mij ook de echte doorbraak in de hele hervorming. In de pers heeft men mij vroeger betiteld als schaduwminister of schoonmoeder van de kabinetten van Binnenlandse Zaken en Justitie. Dat klopt niet: ik heb hier enkel mijn know how in te brengen. We werken als team en niet als individu. Veiligheid is trouwens niet alleen de verantwoordelijkheid van de ministers van Binnenlandse Zaken en Justities maar ook van andere ministers.Als ik de problematiek bekijk van onze juweliers die overvallen worden en niet meer kunnen verzekerd worden, dan moet minister Fientje Moerman optreden. Zij heeft nu de opdracht een doorbraak te realiseren in de verzekeringssector zodat juweliers minder problemen hebben om zich te laten verzeke-
ren. Spreken we over drugs, dan moet ik de minister van Volksgezondheid adviseren en ga zo maar door. Momenteel is er een enorme drugsoverlast in Luik. Om dat probleem op te lossen zitten de ministers van Sociale Zaken, van Volksgezondheid, van Binnenlandse Zaken, van Justitie samen met ons aan tafel om een bestrijdingsstrategie uit te werken.

Formele controle

D.B.: Hebt u een verklaring voor het toenemend onveiligheidsgevoel bij de Vlaming? Een recente enquête in de dagpers wees uit dat de Vlamingen dit jaar meer inbraken, straatgeweld en aanslagen verwachten.

B.D.R.: In mijn jeugd heb ik mijn dorp leren kennen als een entiteit waar enorm veel sociale controle bestond. Iedereen wist wanneer er iets niet pluis was in de buurt en men wist ook wanneer er iemand moest geholpen worden.
In onze huidige samenleving - ook op het platteland - kennen de mensen mekaar veel minder dan voorheen. De informele sociale controle is weggevallen als
gevolg van socio-demografische ontwikkelingen. Er kwamen nieuwe inwijkelingen, anderen trokken weg uit de streek en weer anderen die dit leefklimaat ondersteunden zijn gestorven. Je krijgt dus een nieuwe bevolking. De meeste mensen kennen enkel hun overbuur en de twee buren die naast ze wonen. Het besef dat die informele sociale controle is weggevallen, geeft de mensen een gevoel van onveiligheid en doet de vraag naar meer formele controle die door de politie wordt verzorgd, toenemen.
Ook de economische onzekerheid, de internationalisering en de grote mobiliteitsmogelijkheden werken op dat onveiligheidsgevoel in. De rondtrekkende dadersgroepen komen soms op een nacht vanuit Polen, doen hier een paar raids en staan de volgende dag terug in Polen.

Juweliers

D.B.: Kunt u begrijpen dat sommige juweliers, zoals die van de zaak De Cock in Velzeke die onlangs overvallen werd, zeggen dat zij zich zullen bewapenen?

B.D.R.: Ik ben een notoir tegenstander van de uitbreiding van de wettige verdediging naar goederen toe omdat dit de veiligheid van de burger niet ten goede komt. Dat neemt niet weg dat de burger een belangrijk deel van zijn veiligheid zelf moet ver-
zorgen. Een wagen met de sleutels in het contact op de oprit, dat kan zelfs in Lierde niet meer.
Met de overvallen in Velzeke en - vorige week - in Avelgem, wordt duidelijk dat de misdaadbendes hun actie verleggen naar het platteland. Ook de juweliers op het platteland nemen veiligheidsmaatregelen die een aantal criminelen ontraden daar hun slag te slaan. Wanneer je echter als juwelier geconfronteerd wordt met professionele misdadigers die zich niet kunnen permitteren met lege handen thuis te komen, dan is dat heel andere koek. Ze gaan immers heel ver, ook al is die buit niet altijd zo groot. De buit was in beide gevallen - in Velzeke en in Avelgem - relatief klein als je weet dat deze gangsters 'slechts' een tiende van de waarde van hun buit ontvangen op de zwarte markt.
De reacties van heel wat juweliers om zich een wapen aan te schaffen vergroot volgens mij hun veiligheid niet. Ik vind dat de juwelie beter een aantal techno-preventieve maatregelen neemt zoals het plaatsen van rolluiken, paaltjes voor de zaak, het inbouwen van sluizen en het niet zomaar in het uitstalraam plaatsen van de duurste spullen.
De toegevoegde waarde van een wapen is relatief. De personen die de overval plegen,zijn zeer goed voorbereid op alle mogelijke situaties die zich kunnen voordoen. Gaat de opgewonden juwelier wel goed reageren? De meesten die een wapen in huis hebben,kunnen dat trouwens niet haarfijn hanteren. Er zijn ook andere risico's die het wapenbezit kan hebben voor de medebewoners van het huis: schietincidenten en oneigenlijk gebruik van het wapen.
De wet op de wettige zelfverdediging is voldoende ruim en wordt door de rechters op een juiste manier geïnterpreteerd.
D.B.: Velen ergeren zich aan de zaak van juwelier Karl De Wolf uit Aalst die thans terechtstaat in Dendermonde.
De man zit op het beklaagdenbankje naast de criminelen die hem overvallen hebben... ,

B.D.R.: Ik vind ook dat het parket nogal ver gegaan is door de juwelier op het zelfde bankje telaten zitten als de misdadigers die de overval pleegden. Ik ben er vrij gerust in dat de rechter in deze zaak een ander oordeel zal vellen.

Oost-Europa

D.B.: In de strijd tegen de misdaad legt u steeds het accent op de grote rol die de Oost-Europese gangsterbendes spelen. CD&V'er Tony Van Parijs vindt dat hiertegen veel te weinig wordt gedaan.

B.D.R.: Als we ze kunnen klissen, dan krijgen deze criminelen heel zware straffen tot tien en vijftien jaar. We zouden willen dat die ramkrakers en carjackers hun straf zouden gaan uitzitten in hun land van herkomst. Dat zal sterker ontradend zijn: ze hebben in eigen land een veel slechter regime dan in onze gevangenissen en het stigmatiserend effect is ook veel groter.

Ik wil er op wijzen dat deze vroegere Oostbloklanden gewelddadige samenlevingen zijn.
Men zit er met een enorm crimineel over-aanbod omdat de toegang tot de legale markt er erg beperkt is. Wie daar niet binnen kan, gaat soelaas zoeken in de illegale markt. Juist daarom zijn er in die landen zoveel tweedehandswinkels die bevoorraad worden door het crimineel circuit. Het Falconplein van Antwerpen is er, laat ons zeggen, op nationaal niveau georganiseerd. De Europese Unie zou die landen moeten bewegen om dergelijk soort handel te liquideren. Als er geen afzetmarkt meer is, vervalt ook de inkomstenbron van de criminelen.

Ik begrijp Tony Van Parijs niet goed. Hij heeft trouwens zelf mee dit vervolgingsbeleid bepaald. In zijn regeerperiode lagen de misdaadcijfers veel hoger, wat ik hem nietten kwade duid. Hij zat toen ook in volle Octopushervorming. Maar kom, hij zou beter moeten weten.

D.B.: Zal het opnemen van een aantal vroegere Oost-bloklanden in de Europese Unie geen grotere onveiligheid voor de inwoners van ons land met zich mee brengen?
B.D.R.: Ik maak mij daar ook bezorgd over; temeer de Europese Unie zich daar niet goed op voorbereidt. We gaan het dus als land zelf moeten regelen.
Dat wil zeggen dat we veel meer met de politiediensten van die landen zullen gaan samenwerken. Omdat die landen willen aantonen dat ze goede Europeeërs zijn, kunnen er zaken gedaan worden.

D.B.: In de maand maart staat er een superministerraad op het programma die volledig gewijd zal zijn aan de veiligheid. Welke doelstellingen moeten daar gehaald worden?  
B.D.R.: Daar kan ik moeilijk iets over zeggen want de agenda is nu in voorbereiding.

Dubbele opdracht

D.B.: Naast uw opdracht in de Wetstraat 16, blijft u ook vasthouden aan uw professoraat aan de Universiteit Gent.

B.D.R.: Absoluut. De universiteit is mijn biotoop. Ik heb in de Wetstraat de kans om als academicus mijn inzichten te toetsen aan de werkelijkheid en ze ook te nutte te maken voor het land. Ik zie mij hier in de 16 trouwens als een passant. Veel vrije
tijd alsook een sociaal leven heb ik eigenlijk niet meer. Dat is de prijs die ik betaal.

D.B.: Hoe valt het samenwerken met premier Guy Verhofstadt mee?

B.D.R.: De premier heeft een grote intelligentie en een echte drive. Wanneer zo iemand u eenwerkterrein geeft, dan wil je wel wat meer gaan doen. De man werkt enorm activiverend en stimulerend in op zijn omgeving.
Let wel, ik zal nooit kiezen voor het politiek bedrijf maar wil een man van de wetenschap blijven.


Bron: De Beiaard 

 

Terug naar homepage Lierde Online