Een nadere kennismaking met Marleen De Smet
Marleen De Smet uit Zarlardinge leeft voor en van
poëzie.
Marleen De Smet uit Zarlardinge is weg van poëzie. Vorig jaar kwam haar
dichtbundel 'Vreemd hoe het gaat' van de pers. En nu ook is ze dagelijks bezig met
woorden die mekaar raken. Ze geeft voordrachten, werkt mee aan poëziehappenings en leest ook voor uit eigen werk. Ze
is de kleindochter van mijnwerker Charles De Clercq, alias Laerkieze Charles, die in
Brakel het levenslicht zag en zelf uitgroeide tot streekauteur.
Marleen denkt vaak aan hem en wil schrijven zoals hij. Zelf schreef ze reeds een
historische roman 'De verborgen oorlogsliefde', een uitgave van het heemkundig
genootschap Triverius uit Brakel.
Opa's manuscript
De Beiaard: Laat ons het eerst even hebben over uw
historische roman 'De verborgen oorlogsliefde'. Op
welke bronnen baseerde u zich?
Marleen De Smet: Mijn grootvader Charles De Clercq had een manuscript gemaakt over
zijn eigen zoon Alfons die op het einde van de tweede wereldoorlog als voortvluchtige
ondergedoken was. Alfons wou
echter niet dat het verhaal gepubliceerd werd. Ik heb na het
overlijden mijn nonkel toestemming gevraagd om het verhaal te herschrijven. Ik mocht
het doen maar dan met pseudoniemen. Ondertussen overleed Alfons en ik heb zijn
weduwe gevraagd of ik verder aan het boek mocht werken. Ik
wilde vooral geen Brakelse overlevenden van die nare wereldbrand iets in de weg leggen.
Velen die de oorlog meemaakten en betrokken waren bij
collaboratie of verzet, hebben liefst dat we het verleden met rust
laten.
Ik heb wel de authenticiteit van de tekst, waar ik kon,
onderzocht. Ik heb hem voorgelegd aan betrokkenen en ook de
voorzitter van de heemkundige
kring Tiverius, Ludwig De Temmerman, heeft mij hierbij
geholpen. De heemkundige kring heeft het werk ook uitgegeven.
De plot handelt over een spionne die werkt voor het geheime
leger en die mijn oom informatie bezorgt als
voortvluchtige en ook verliefd wordt en hem brieven stuurt. Dat is de kern.
Maar toen ik mijn nonkel vroeg naar de brieven om de tekst
wat meer te stofferen, zei hij mij dat hij ze vernietigd had. Ik
heb mij dus bijna volledig moeten houden aan het manuscript
van mijn grootvader. Ik heb er ook wat fictieve elementen
ingestopt omdat het geen saaie opsomming zou worden, maar
de rode draad van het verhaal is correct weergegeven.
Mijnwerker getuigt
D.B.: Nog even de figuur van uw grootvader Charles De Clercq in herinnering
brengen. Zijn werk 'Een mijnwerker getuigt - Donker leven in
Zuid-Oost-Vlaanderen' focuste het sombere harde
leven van zoveel Zuid-Oost-Vlamingen eind negentiende eeuw tot medio twintigste
eeuw die voor hun boterham in de Waalse steenkoolmijnen gingen werken. Zijn werk
verscheen als vervolgverhaal
begin de jaren tachtig in dit blad.
M.D.S.: Mijn grootvader Charles De Clercq werd geboren op
29 mei 1904 in Nederbrakel.
Hij was de elfde in een gezin van twaalf kinderen en kon
enkel naar school in de winterperiode. In 1913 werd hij
koewachter en in 1919 daalde hij voor het eerst af in de koolmijn.
Op zijn vijftiende kreeg hij in de mijn zijn werkboekje en daarin
zie je dat hij werkte voor 75 centiemen per dag. In 1923 huwde
hij met Irma Lafort met wie hij vier kinderen had. In de crisis
van de jaren dertig breken er stakingen uit en kan hij niet
gaan werken. Hij ging liedjes schrijven die hij samen met zijn
vrouw verkocht aan de kerken.
Om de verkoop te stimuleren zong hij zijn liedjes toen de
mensen de kerk uitkwamen. Hij ging later opnieuw in de
koolmijn werken tot 1945.
Heel dat wrange verhaal schreef hij neer in een boek
'Een mijnwerker getuigt- Donker leven in Zuid-Oost-Vlaanderen'. Toen zijn vrouw ziek
werd en helemaal verlamd was begon hij dagelijks gedichten
en teksten te schrijven. Na haar overlijden trok hij
noodgedwongen bij mijn moeder Simonne De Clercq in te Sint-Martens-Lierde waar hij in een
chalet naast ons huis woonde.
Ook de herinneringen uit zijn jeugd kwamen toen aan bod.
Zij vonden hun neerslag in 'Het geheim van de Meulemeersen', 'De twee
rostekoppen' en 'De vrolijke koewachter in het Brakelse'.
Hij overleed in 1983 en leeft nog verder in de herinnering
van de mensen uit onze streek als een volksfilosoof en een
bescheiden en soms guitig auteur. 'Een mijnwerker getuigt'
blijft tot op vandaag een aangrijpend boek. Zijn literaire
inbreng inspireert mij tot vandaag want ik lees nog regelmatig zijn
onuitgegeven manuscripten na. Ik herinner mij ook nog dat
hij, als ik hem dagelijks in zijn chalet opzocht, aan het
schrijven was. Hij was er een beetje van bezeten, maar dat moet als
je wil volhouden. Als ik veertien was, begon ik aan zijn tafel mijn
eerste gedichten te schrijven en dat heeft nooit opgehouden.
Ik ben zoals hem een autodidact.
Groeipijnen
D.B.: In het jaar dat uw historische roman verscheen,
zagook uw eerste dichtbundel 'Groeipijnen - van veertien tot eenenveertig' het
levenslicht.
M.D.S.: In de dichtbundel gaat het van kinderpoëzie naar de
poëzie van een volwassene waarbij alles gewikt en gewogen wordt. Meteen was die
bundel ook de afsluiting van een bepaalde periode in mijn leven.
Groeien doe je niet zomaar, dat doe je beetje bij beetje en dat
doet soms pijn. In onze carrousel van menselijke bezigheden lopen wij vroeg of laat
tegen die ellendige dwarsbalken aan waarbij ons rustig
leventje als een zeepbel uit mekaar spat.
Het is een beleven van een proces in het denken en handelen
van de mens, omringd door de natuur en zijn medemensen.
De gedichten zijn mijlpalen in mijn persoonlijke ontwikkeling,
ankerpunten zo je wil die mee- en ook soms tegenvielen.
'Groeipijnen' geeft ook de evolutie van mijn poëzie weer van
wat rijmelarij van een jonge puber tot de intense
verwoordingen van een volwassen vrouw.
Home Art
D.B.: U was een tijdje actief bij Parnassos Lierde waar binnen u poëzie bracht.
M.D.S.: Omdat het accent bij Parnassos Lierde vooral op de
beeldende kunst ligt, heb ik mij nadien aangesloten bij de
groep Home Art Geraardsbergen. Ik schrijf er gedichten bij
bepaalde kunstwerken en bij
kunsttreffens wordt mijn eigen poëzie op een bepaalde
manier tentoongesteld. Zo werd er reeds gewerkt rond 'Kunst en
koers', en 'Vrouwen in de kijker'. Ook voor bepaalde
gelegenheden maak ik gedichten.
Kortelings moet ik op een treffen zijn in Brakel en zal daar
voorlezen uit eigen dichtwerk.
Voor deze gelegenheid zal ik ook een gedicht over Brakel
brengen dat ik onlangs geschreven heb.
Vreemd hoe het gaat
D.B.: Uw laatste dichtbundel verscheen onder de titel 'Vreemd hoe het gaat'. Welke
thema's worden hierin poëtisch geëvoceerd?
M.D.S.: Deze bundel raakt items aan zoals liefde, gemis en
helende gedachten. Er zit ook een zekere verhaallijn in van
mensen die mekaar na jaren
teruggevonden hebben omdat hun relatie aanvankelijk onmogelijk was. De ene persoon
heeft een echtscheiding meegemaakt en de andere een overlijden. Ze komen op een
dag samen en zien in dat ze mekaar in al die jaren hebben
gemist.
D.B.: Is uw poëzie autobiografisch?
M.D.S.: Nee en dat hoeft ook niet. Ik zal niet ontkennen dat
er enkele gedichten tussen zitten die autobiografisch zijn. Dit
zijn meer hermetische gedichten waar ik al dan niet bewust
een boodschap wil inleggen. Ik sta er telkens van verrast wat
de mensen er allemaal uithalen. Zij moeten traag gelezen
worden zodat de woorden tot de poëzieliefhebber doordringen.
Gedichten die dienen om voorgedragen te worden moeten uiteraard toegankelijker zijn.
Lens van het hart
D.B.: Waar bent u de laatste tijd mee bezig?
M.D.S.: De laatste tijd schrijf ik vooral liefdesgedichten. Hoe
dat komt weet ik niet. Maar ik
ben uiteraard niet alleen daar mee bezig. Het kan ook gaan
over een mooi natuurhoekje, een gesprek dat nazindert of
gewoon maar een gevoel dat opkomt. Ik schrijf ook gedichten voor surrealistisch
kunstschilder Rudy Baeten en voor abstract kunstschilder Remi
Victor Van Der Stockt.
In september komt er een tweede poëzieroute in Geraardsbergen waarvoor ik ook
gedichten schrijf. Ik maakte bijvoorbeeld een gedicht over een
steegje waarin ik verleden en heden met mekaar confronteer.
De lezer moet dan zelf komen tot een synthese.
In mijn laatste dichtbundel schreef ik: "Dichten is niet
sluiten maar openen recht door de lens van mijn hart."
Poëzie perdue
het laatste woord sleept zich voort, vouwt zich
dicht tussen houvast en afscheid, morgen hangt
de muze weer neerslachtig te dauwen
wat baat het als elke letter, schreefloos
in de lucht gespeld, gaten prikt en weglekt
in het ijle afgeschreven, het is als afscheid
nemen, uitkleden en verteren, de daad breken
als een uitgezongen lijster die onbeholpen
het laatste ei uit zich wringt
© Marleen De Smet |
Bron: De Beiaard 23/06/2006
Aanvullende linken
met informatie omtrent Marleen De Smet :
|