NEVELS en SEIZOENEN in TUIN en NATUUR

POEZIE - EIGEN WERK 6

 

Gevoelens en Maatschappij

 

 

 

GESPLETENHEID

Nacht dwaalt in zwarte straten;
holle huizen
met gedoofde ogen
speuren in een niemandsland.

Speelzieke schimmen
bevolken binnenskamers
lichamen en zielen
door eenzaamheid geplaagd

Dromen worden gedroomd;
verlangens gewikkeld
in franjes van hoop
met rafels van verlatenheid.

Eindelijk! Nacht rolt
zijn zwarte gespletenheid op,
terwijl ochtendschemering
met strepen van azuur en karmijn
haar canvas ontvouwt.

Holle huizen, openen de ogen
glanzend als spiegels
in de ochtendzon,

Een heldere bron,
bruist water
als een koele streling,
een vriendelijk gebaar.


11.08.06 - ria

 

*

 

EENZAAMHEID

In het stille huis,
aan de stille straat
woont een vrouwtje ,
oud en versleten.

Haar blik, nog helder
dwaalt over het landschap
voor haar deur,
en door
het landschap van haar leven.

Waarom is zij zo stil?
waarom
ook zo alleen?
Haar hart is groot,
aan liefde geen gebrek.
En toch is zij alleen.

Haar deur staat altijd op een kier,
geen mens die dat wel merkt,
toch straalt haar lach
naar iedereen.

Jij kleine, stille, oude vrouw,
ik heb je wel herkend.
Je bent mijn medemens
voortaan wil ik van je houden.

Opdat je niet alleen zou zijn,
als je aan de grote reis begint.
Opdat een glimlach je gelaat
zou sieren

en opdat je zeggen zou
"ik werd bemind"

ria - 7 juli 2006

 

*

 

Spinrag over mijn ziel

Spinrag in mijn ogen
spinrag over mijn ziel,
sinds ik onderging
in angstig - stil gedogen,
de pijn en de vernedering.

Geschapen, rein en transparant
als kind in woord en spel,
toen jij mij lokte aan je hand
naar het diepste van de hel.

Sindsdien tors ik een diepe pijn
noch kind, noch vrouw te kunnen zijn.
In mijn lichaam vele wonden,
mijn hart en ziel geschonden.

Gehuil, geroep, tandengeknars,
dat wordt je wrede lot.
Tenzij jij om vergeving vraagt
aan mij - en ook aan God.

Men zegt wel eens
dat jij ook zo een lot hebt ondergaan,
dan wordt het voor mij
nog moeilijker, jouw daden te verstaan.

Respect voor zichzelf,
voor elke mens, voor ieder kind.
Ik hoop en bid
dat jij die weg ooit weder vindt.

Ria – 15.06.06

Opgedragen aan alle kinderen,
aan alle vrouwen en mannen
wiens leven ooit door deze hel moest gaan.

 

*

 

Als ik dingen kon veranderen, die ik alleen
niet veranderen kan,

Dan zou ik alle woestijnen van de aarde,
waar mensen zich te pletter lopen
tegen de zandstormen van het leven,
herschapen tot oasen van liefde,
waar geduld, mildheid en vergevingsgezindheid,
voren trekken voor de nieuwe gewassen,
van begrip, goedheid, eerlijkheid en trouw.
Ik zou irrigatie - systemen aanleggen
om naast de hemelse dauw,
het jonge land te bevloeien met vriendschap
en solidariteit.

En als WAARHEID en GERECHTIGHEID
galopperend op hun stralende witte paarden,
de hitte van de dag trotseren, op zoek naar medestanders,
zal ik mij bij hun rangen aansluiten.
Ik zal mijn hand reiken aan ieder op mijn weg,
't zij bruin of blank, 't zij jong of oud,
voorheen een vijand of een vriend, geen onderscheid meer.
Alleen beloften van een nieuwe dageraad
- onder een hemel van azuur –
van in de vroege ochtend, tot aan het late avonduur.

Zoals in de tijd - en soms nog hier en daar –
mensen alles met elkaar deelden –
“ ieder naar zijn behoeften.”
stel ik mij voor, te leven in eenvoud met elkaar.

En in het groenende land – geëgd – geploegd – gezaaid,
wordt dan opnieuw geloof in God geboren.
Stilaan ontdekt de man, de vrouw,
zelfs de wetenschapper, dat zo een leven
slechts via God de mens, kan toebehoren..

Zolang onder het woestijnzand, nog verborgen blijven,
wapens van hebzucht, bedrog, leugen en haat,
zullen uit een collectief geweld tsnunami's
de wereld blijven teisteren.

Ik weet – ik besef – ik ben zeker
dat de mens slechts, in voeling met elkaar
EN met Zijn Schepper, voor wie hij nederig de knie buigt
- terwijl hij om vergeving vraagt -
in staat zal zijn om het onmogelijke, mogelijk te maken.

Om zo van de woestijnen van deze wereld,
oasen te maken van medemenselijkheid en liefde
– door inzet, geloof en aanbidding -
die de fundamenten zullen zijn
van het onmogelijke – dat mogelijk wordt.
Want: “ bij God is immers niets onmogelijk.” Pas als wij opnieuw Gods wegen gaan…..gaat U mee?

Mei 2006 - ria


*

 

 

Terugkeer,


Ze liep over straat,
- als een schim –
in haar oude, vale jas.
Aan haar arm
hing een geruite,
enigszins, versleten tas.

De schoenen die ze droeg,
had ze zopas
gevonden bij wat afval,
aan het plein
Ze zaten goed
en waren warm,
warmer dan haar hart.

Ze droeg een baret,
- want het was koud -
geen mooie hoed,
en handschoenen
van kleur vergaan.

Wat was er
in haar leven
toch zo misgegaan?

 O God, wat voelde
zij zich oud!

Kersttijd – vroeger -
warmte en gezelligheid,
een thuis
zussen en een broer,
een pa en ma,
een eigen bed.
Had ze toch maar
beter opgelet.

Eén na één, liet ze achter,
“Er is veel meer te koop,”
giechelde ze toen vranker.

...

Maar, van de kant
in de gracht,
neen, dat had
ze zeker nooit verwacht.

Nacht valt over de stad,
De fonkel – etalages
sluiten hun luiken,
Wordt het weer een bank,
om als bedstee te gebruiken.

Een oude vrouw
komt op haar toe,
Eerst ziet ze niet,
ze is zo moe.

“ Dag Lien,
Ik heb je hier al
zo vaak gezien.”
“ Kom mee naar huis,
dra is het Kerst,
we missen je, toe,”

Een diepe zucht…;
uitgeblust en moe,

voortaan, houdt Lien,
het zwerversleven
voor gezien.

december 2005

 

 


 

hit counter html code

pagina 20