Het is nog vroeg die ochtend in oktober : een mooie zonsopgang, wat mist op de piste. De Airbus zet koers richting oost. Na enkele uren vlucht verandert het landschap. Achter de Zwarte Zee veranderen de groene velden en bossen in dorre bruine gebieden en steenvormig massief. We passeren Noord Iran, en draaien dan richting Dushanbe, onze eerste stopplaats in het centraal Aziatische Tadjikistan. In de verte ligt de Himalaya met zijn witte toppen van eeuwige sneeuw. Als we landen is het al donker. Na een korte briefing worden we naar onze tenten begeleid. Buiten is het koud. Echter de tent staat te gloeien en ruikt naar mazout. De mazoutkacheltjes branden immers op volle kracht en zorgen voor een te warme slaapkamer van 2x12 ijzeren bedjes op een rij. Na een korte nacht staat er ons opnieuw een lange dag te wachten. Met de C-130 gaat het nu verder richting Kaboel, om van daaruit naar de eindbestemming Kandahar door te reizen. Helmen op, scherfwerende vesten aan, op naar het land van de Taliban. Na 2 uren vlucht begint ons vliegtuig aan zijn daling. Het vliegtuig daalt stijl naar beneden terwijl we van links naar rechts laveren, en zo onze vliegroute onvoorspelbaar maken. Door het raam zien we hoe de piloot ‘flares’ gebruikt, het zijn lichtkogels die moeten verhinderen dat het vliegtuig zou kunnen geraakt worden door hittezoekende raketten die vanop de grond kunnen gelanceerd worden. Na de landing gaat de buik van het vliegtuig langs achter open, het is broedend warm als we in 2 rijen het vliegtuig verlaten. De zon straalt. Het licht voelt sterk op de ogen. De lucht is niet anders dan de andere keren dat ik in Afhanistan vertoefde. De geur doet me beseffen dat Kaboel nog steeds een stad is met open rioleringen. De zanddeeltjes die je na een week hebt ingeademd zijn evenwaardig aan het roken van één pakje sigaretten en het effect ervan op je longen. Dit is Afghanistan! Het plan is om met een Engelse C-130 verder te vliegen naar Kandahar, maar een plan is maar een plan. Een technische panne beslist er anders over. We worden verplicht een nacht door te brengen in de transitkamers en hopen met zijn allen op meer geluk de dag erna. Na een slapeloze nacht op een kamertje van 8 -ik wist niet dat mensen zo hard konden snurken- opnieuw gepakt en gezakt richting C-130, en ditmaal lukt het wel. Anderhalf uur later staan we in Kandahar. Kandahar is ‘s werelds grootste vliegveld met slechts één piste. Dag en nacht hoor je er het lawaai van gevechtsvliegtuigen, helikopters, onbemande vliegtuigen en tal van transporttoestellen, tot 700 vliegbewegingen per dag. Er leven 25.000 mensen op deze basis die zowat driemaal de oppervlakte heeft van de vliegbasis van Kleine Brogel. Het is de plaats waar wij met 6 F-16’s en een detachement van om en bij de 100 mannen (en vrouwen) als klein land toch proberen die grote betrouwbare partner te zijn in het nakomen van onze NAVO verplichtingen. Onze piloten en vliegtuigen staan er in voor de bescherming van de NAVO grondtroepen. Deze troepen zijn er voor de creatie van een veilige omgeving voor de Afghaanse burgers in hun wederopbouw naar een betere toekomst.
We worden warm
onthaald door onze Belgen ter plaatse. Na een grondige controle van
onze identiteit en onze bagage worden we met ‘pick-ups’ tot in het
Belgische kamp gebracht. Het weerzien is warm en hartelijk.
Na de briefing
gaat het richting Ops zone. Hier staan de vliegtuigen. Hier wordt
dag en nacht gewerkt om vliegtuigen en manschappen in de hoogste
graad van paraatheid te houden. Tweemaal per dag wordt er gevlogen,
met echte bommen. Elke dag hebben we bovendien 2 vliegtuigen in
standby voor noodsituaties. Zij kunnen opstijgen binnen het half uur
indien nodig. De sfeer in het squadron is gespannen maar is goed.
Het is dan ook de ‘real stuff’ en niet zomaar een
‘oefeningske’ zoals we dat thuis in Kleine Brogel wel eens zouden
spelen. Het is met veel ernst en ‘sérieux’ dat onze mensen
zich voorbereiden op hun zendingen. En neen het zijn niet alleen de
piloten en de techniekers, maar ook de mannen en vrouwen van de ‘flightline
security’ die mijn diep respect afdwingen. De ‘flightline’
is waar honderden NAVO vliegtuigen geparkeerd staan. Een peloton
van 30 Belgen is er verantwoordelijk voor de beveiliging van de
parkings en de vliegtuigen die erop staan. Ondertussen is het tijd voor het avondeten. We gaan er aanschuiven in een van de 5 ‘zelfbedieningrestaurants’ waar je door Pakistaanse loonwerkers op je wenken wordt bediend. De restaurants kunnen meer dan 1000 mensen tegelijkertijd te eten en te drinken geven. Het eten is er goed en lekker. Van honger ga je hier echt niet sterven. Laat dat een gerustheid zijn. In de avonduurtjes is er terug tijd voor een gezellig samenzijn en een pintje, alcoholvrij weliswaar, want op gans het vliegveld is er geen druppel alcohol te krijgen, en dat geldt ook voor de Belgen. Een gezellig babbel, even mee een dartpijltje gooien, nog wat nieuwsjes uitwisselen, snel een mailtje checken en dan weer tijd om naar bed te gaan. De bedden hier staan gegroepeerd per 4 op een kamer. Het sanitair staat niet buiten opgesteld maar wel wat verder in de gang. Wat een luxe. Hier leven we niet in tenten. De gebouwen zijn van steen en vooral het dak is extra versterkt voor de mogelijke inslag van raketten die van over de draad het vliegveld worden ingeschoten.
Na een korte maar
goed geslapen nacht, maken we ons klaar om weer richting Kaboel te
vertrekken. De helmen worden weer opgezet. De 15 kilo zware
scherfwerende vesten worden opnieuw over de schouders gehesen. We
zijn weer klaar voor een lange terugreis die ons via Kaboel weer in
Dushanbe zal brengen, waar de Airbus op ons wacht. We stijgen op,
maken een scherpe bocht, zetten koers richting noord. Door het
raampje in de verte herken ik Kandahar city als een grijze oase in
een roodkleurige woestijn. Ik sluit even de ogen, en besef hoe dit
het land is van de Taliban, het land waar ‘onze mensen’ strijden
en vechten, om vrede , vrede ‘van anderen’. Kol VL SBH P. Desair Korpsoverste 10WTAC Kleine Brogel (Peer)
|