Vrede…







Op zondag 25 november 2012 had in de stemmige kapel van de vliegbasis van Kleine Brogel een misviering plaats, die werd afgerond met het Te Deum. Padre Eric Pétré wist de aanwezigen weerom te boeien tijdens zijn sappige homilie. Maar ook Kolonel Desair, de korpsoverste van de 10de Wing, richtte het woord tot de kapelgangers van achter de "preekstoel". Aan de hand van een ingetogen reisverslag plaatste hij op een stemmige manier het te weinig geprezen werk in de kijker van onze mannen en vrouwen in Afghanistan. Ziehier zijn relaas. Thanks Kolonel.


Het is precies een maand geleden dat ik op een zondagmorgen als deze, mijn spullen bij mekaar zoek : een tas vol reservekleren maar bovenal is het vooral  mijn scherfwerende vest en mijn stalen helm die ik deze keer niet mag vergeten. Het moet zowat de 10de keer zijn dat ik me richting Afghanistan begeef, maar ditmaal in mijn functie als korpsoverste van de 10de Wing in Kleine Brogel.  Het is anders en toch ook bijzonder : bedoeling van deze trip is mijn mensen een hart onder de riem te steken. Opnieuw zijn zij het immers die weer 4 maanden weg zijn van huis, weg van vrouw, kinderen en familie, weg om – in de naam van de vrede - de goede zaak te dienen.

Het is nog vroeg die ochtend in oktober : een mooie zonsopgang, wat mist op de piste.  De Airbus zet koers richting oost. Na enkele uren vlucht verandert het landschap. Achter de Zwarte Zee veranderen de groene velden en bossen in dorre bruine gebieden en steenvormig massief.  We passeren Noord Iran, en draaien dan richting Dushanbe, onze eerste stopplaats in het centraal Aziatische Tadjikistan. In de verte ligt de Himalaya met zijn witte toppen van eeuwige sneeuw. Als we landen is het al donker. Na een korte briefing worden we naar onze tenten begeleid. Buiten is het koud. Echter de tent staat te gloeien en ruikt naar mazout. De mazoutkacheltjes branden immers op volle kracht en zorgen voor een te warme slaapkamer van 2x12 ijzeren bedjes op een rij.

Na een korte nacht staat er ons opnieuw een lange dag te wachten.  Met de C-130 gaat het nu verder richting Kaboel, om van daaruit naar de eindbestemming Kandahar door te reizen. Helmen op, scherfwerende vesten aan,  op naar het land van de Taliban.  Na 2 uren vlucht begint ons vliegtuig aan zijn daling.  Het vliegtuig daalt stijl naar beneden terwijl we van links naar rechts laveren, en zo onze vliegroute onvoorspelbaar maken.  Door het raam zien we hoe de piloot ‘flares’ gebruikt, het zijn lichtkogels die moeten verhinderen dat het vliegtuig zou kunnen geraakt worden door hittezoekende raketten die vanop de grond kunnen gelanceerd worden.

Na de landing gaat de buik van het vliegtuig langs achter open, het is broedend warm als we in 2 rijen het vliegtuig verlaten. De zon straalt. Het licht voelt sterk op de ogen. De lucht is niet anders dan de andere keren dat ik in Afhanistan vertoefde.  De geur doet me beseffen dat Kaboel nog steeds een stad is met open rioleringen. De zanddeeltjes die je na een week hebt ingeademd zijn evenwaardig aan het roken van één pakje sigaretten en het effect ervan op je longen.  Dit is Afghanistan!

Het plan is om met een Engelse C-130 verder te vliegen naar Kandahar, maar een plan is maar een plan.  Een technische panne beslist er anders over.  We worden verplicht een nacht door te brengen in de transitkamers en hopen met zijn allen op meer geluk de dag erna. Na een slapeloze nacht op een kamertje van 8 -ik wist niet dat mensen zo hard konden snurken- opnieuw gepakt en gezakt richting C-130, en ditmaal lukt het wel.  Anderhalf uur later staan we in Kandahar.

Kandahar is ‘s werelds grootste vliegveld met slechts één piste. Dag en nacht hoor je er het lawaai van gevechtsvliegtuigen, helikopters, onbemande vliegtuigen en tal van transporttoestellen,  tot 700 vliegbewegingen per dag.  Er leven 25.000 mensen op deze basis die zowat driemaal de oppervlakte heeft van de vliegbasis van Kleine Brogel.  Het is de plaats waar wij met 6 F-16’s en een detachement van om en bij de 100 mannen (en vrouwen) als klein land toch proberen die grote betrouwbare partner te zijn in het nakomen van onze NAVO verplichtingen.  Onze piloten en vliegtuigen staan er  in voor de bescherming van de  NAVO grondtroepen.  Deze troepen zijn er voor de creatie van een veilige omgeving voor de Afghaanse burgers in hun wederopbouw naar een betere toekomst.

We worden warm onthaald door onze Belgen ter plaatse. Na een grondige controle van onze identiteit en onze bagage worden we met ‘pick-ups’ tot in het Belgische kamp gebracht.  Het weerzien is warm en hartelijk.
Er worden handen geschud, er wordt gekust en geknuffeld.  Het bezoek dat we brengen zorgt voor blije, contente gezichten. Pakketjes post worden uitgewisseld en vragen als ‘hoe is t ermee’, ’hoe gaat het hier’ worden positief en enthousiast beantwoord. Echter na enkele ogenblikken worden we tot de orde geroepen en worden we verwacht voor de briefing, de verplichte veiligheidsbriefing.  Neen, er is nog niets veranderd. Het is belangrijk te weten wat je moet doen als het ‘rakettenalarm’ afgaat. Eerste reactie is plat op de buik. Daarna verzamelen in een van de bunkers, om daarna zo snel mogelijk door te geven of er al dan niet schade is aan gebouwen en…of…er al dan niet een van je collega’s niet is komen opdagen. Ja het is stil tijdens deze briefing. Iedereen beseft het belang en de ernst van de woorden die de detachementscommandant aan ons besteedt. 

Na de briefing gaat het richting Ops zone. Hier staan de vliegtuigen. Hier wordt dag en nacht gewerkt om vliegtuigen en manschappen in de hoogste graad van paraatheid te houden. Tweemaal per dag wordt er gevlogen, met echte bommen. Elke dag hebben we bovendien 2 vliegtuigen in standby voor noodsituaties. Zij kunnen opstijgen binnen het half uur indien nodig.  De sfeer in het squadron is gespannen maar is goed. Het is dan ook de ‘real stuff’ en niet zomaar een ‘oefeningske’ zoals we dat thuis in Kleine Brogel wel eens zouden spelen. Het is met veel ernst en ‘sérieux’ dat onze mensen zich voorbereiden op hun zendingen. En neen het zijn niet alleen de piloten en de techniekers, maar ook de mannen en vrouwen van de ‘flightline security’ die mijn diep respect afdwingen.  De ‘flightline’ is waar honderden NAVO vliegtuigen geparkeerd staan.  Een peloton van 30 Belgen is er verantwoordelijk voor de beveiliging van de parkings en de vliegtuigen die erop staan.
Het is laat in de namiddag als we wat tijd maken voor een koffie op een geïmproviseerd terrasje niet ver van de verkeerstoren. Het rustige moment wordt echter snel verstoord door 2 Amerikaanse Black Hawk helikopters die met veel lawaai en opvliegend stof komen landen.  2 ambulances met loeiende sirenes komen aangereden langs de andere kant. Gewonde soldaten worden vanuit de heli in de combi’s geladen. Het laat je beseffen dat het hier pure ernst is.  Gelukkig is er het super modern ingerichte hospitaal op Kandahar. De leuze die er heerst zegt alles : ‘if you come in with a heart beat, y ll go out alive’…of vertaald : ‘als je hier binnenkomt met een hartslag, dan geraak je er ook weer levend uit.’ Gelukkig gaat het in dit geval enkel over gewonden.  In het slechte geval van dode, gesneuvelde NAVO soldaten worden die nog dezelfde dag opgepikt en met een transporttoestel teruggebracht naar hun land van origine. Dit gebeurt dan na een ‘rampceremonie’ waarbij alle landen hun militairen afvaardigen op het beton van vliegtuigparking om in statige pelotons en met militaire eer, op de muzikale tonen van een Schotse doedelzakblazer afscheid te nemen van een collega ‘killed in action’.

Ondertussen is het tijd voor het avondeten. We gaan er aanschuiven in een van de 5 ‘zelfbedieningrestaurants’ waar je door Pakistaanse loonwerkers op je wenken wordt bediend. De restaurants kunnen meer dan 1000 mensen tegelijkertijd te eten en te drinken geven. Het eten is er goed en lekker. Van honger ga je hier echt niet sterven. Laat dat een gerustheid zijn.

In de avonduurtjes is er terug tijd voor een gezellig samenzijn en een pintje, alcoholvrij weliswaar, want op gans het vliegveld is er geen druppel alcohol te krijgen, en dat geldt ook voor de Belgen.  Een gezellig babbel, even mee een dartpijltje gooien, nog wat nieuwsjes uitwisselen, snel een mailtje checken en dan weer tijd om naar bed te gaan.  De bedden hier staan gegroepeerd per 4 op een kamer. Het sanitair staat niet buiten opgesteld maar wel wat verder in de gang. Wat een luxe. Hier leven we niet in tenten. De gebouwen zijn van steen en vooral het dak is extra versterkt voor de mogelijke inslag van raketten die van over de draad het vliegveld worden ingeschoten.

Na een korte maar goed geslapen nacht, maken we ons klaar om weer richting Kaboel te vertrekken. De helmen worden weer opgezet. De 15 kilo zware scherfwerende vesten worden opnieuw over de schouders gehesen. We zijn weer klaar voor een lange terugreis die ons via Kaboel weer in Dushanbe zal brengen, waar de Airbus op ons wacht. We stijgen op, maken een scherpe bocht, zetten koers richting noord. Door het raampje in de verte herken ik Kandahar city  als een grijze oase in een roodkleurige woestijn. Ik sluit even de ogen, en besef hoe dit het land is van de Taliban, het land waar ‘onze mensen’ strijden en vechten, om  vrede , vrede ‘van anderen’.

                                                                                                          Kol VL SBH P. Desair

                                                                                                          Korpsoverste 10WTAC

                                                                                                          Kleine Brogel (Peer)