Smaldeel vliegopleiding te Goetsenhoven.




Goetsenhoven AirbaseDe elementaire vliegopleiding geven: een zwaar onderschatte opdracht.
Zo bevinden we ons begin september 1978 terug in Goetsenhoven. In plaats van een staffunctie in te vullen, zoals de meeste van mijn collega's, mag ik nog een vliegtoer tot een goed einde pogen te brengen. Als commandant van het smaldeel vliegopleiding ben ik voortaan verantwoordelijk voor de elementaire vliegopleiding van alle leerling piloten van de Krijgsmacht. Het is weerom wel even wennen. De komende twee jaar zal ik niet alleen steeds met een leerling piloot aan mijn rechterzijde vliegen, maar ook wordt van mij verwacht om zoveel mogelijk leerlingen te doen slagen in de elementaire vliegopleiding op SF 260 M Marchetti. Het vliegprogramma omvat alle aspecten van het militaire vliegen: algemene vlucht, instrumentvliegen, formatievliegen, navigatie en nachtvlucht. De meeste vliegoefeningen hebben plaats in de vliegsectoren, die zich op een vijftiental minuten vliegen in het zuidwesten bevinden. Het eerste ernstig probleem waar ik mee te maken krijg, komt uit een ongewone hoek. De meeste onderofficieren-vlieginstructeur besluiten omwille van een nieuwe pensioenregeling te vertrekken. Dit betekent een belangrijke kwantitatieve maar vooral kwalitatieve aderlading voor de opleiding.

Wings for your futureNoodgedwongen roeien we met de riemen die we hebben. Elke instructeur heeft 5 à 6 leerlingen. We ontvangen immers promoties leerling piloten van meer dan 50 zodat we op een gegeven ogenblik meer dan 150 leerling piloten onder onze hoede hebben. Van zodra de zon schijnt, er een deftige horizon is, er niet te veel wolken zijn en de wind min of meer in de goede richting blaast, is een vliegdag goed gevuld. Tot viermaal per dag kan de instructeur met zijn leerling de lucht in, wat met de briefing, de debriefing en de administratie een zware dobber is. We vliegen zelfs als het kan op zaterdag.  In 1979 presteren we meer dan 10000 uren in Goetsenhoven. Ondanks al onze inspanningen slagen we er nauwelijks in om het slaagpercentage van de elementaire vliegopleiding te doen toenemen. De weersfactor is en blijft een serieuze spelbreker. Om de slaagkansen te verhogen moet een leerling piloot zo continu mogelijk kunnen vliegen en zeker tijdens het begin van zijn opleiding. Wekenlang voldoen de vliegomstandigheden in België soms niet aan de vereiste minima. Tijdens deze te lange periodes, die vooral gevuld worden met cursussen in de grondschool, groeit de onzekerheid bij velen. Blijven geloven in eigen kunnen is voor alle jonge kerels "de" boodschap, maar dit is tijdens periodes van vlieginactiviteit gemakkelijker gezegd dan gedaan.
Op navigatie met de ST 30 Om het kaf vlugger van het koren te scheiden, wordt naar Brits voorbeeld aanvaard om een "screening phase" in te voeren. Tijdens de eerste twaalf vluchten voert men in feite een doorgedreven selectieproces door, zodat zij die hierin lukken een redelijke kans zouden maken om in hun opleiding te slagen.

In het voorjaar van 1980 verneem ik dat ik geselecteerd werd om de hogere stafcursus te volgen, die in september aanvangt. Nog nooit eerder in mijn loopbaan had ik in een periode van twee jaar zoveel gevlogen. De omstandigheden om de leerling piloten een elementaire vliegopleiding te geven waren verre van ideaal. We hadden misschien heel wat meer jongeren kunnen doen slagen met een betere meteo, met een eenvoudiger vliegtuig voor de "screening phase" en met meer en betere instructeurs.