Een terugblik op Operation Eastern Eagle.
Zes maanden lang, van 14 juli 2005 tot 14 januari 2006, opereerde een
Belgisch detachement van vier F-16's en een zestigtal militairen van op Kabul
International Airport (KAIA) in Afghanistan. Dit gebeurde in het kader van
ISAF VIII, ook gekend onder de codenaam Operation Eastern Eagle. Zij
vormden slechts een klein onderdeel van de uitgebreide bijdrage die ons land
reeds sinds 2003 levert aan de inspanningen van de Verenigde Naties voor het
herstel en behoud van de vrede in dit door oorlog verscheurde land. Kort na de
terugkeer van de vliegtuigen in Kleine-Brogel evalueerde Generaal-majoor Gerard
Van Caelenberge, Commandant van de Luchtcomponent, de waardevolle bijdrage die
een klein land als België kan leveren aan een grootschalige internationale
vredesmacht als ISAF (International Security Assistance Force).
NOOD AAN TANKERS
Op 6 juli 2005 vertrokken zes F-16AM's (FA-68, 98, 108, 116, 121 en
125) van de 2de Tactische Wing vanuit Florennes richting Akinci, even ten
noorden van Ankara in Turkije. Deze 1.350 nm (2.500 km) lange trip werd non-stop
en zonder bijtanken in vlucht uitgevoerd. Hij zou de volgende dag worden gevolgd
door een tweede trip, die vier vliegtuigen van Akinci naar Kabul zou brengen.
Deze afstand van 1.950 nm (3.650 km) zou ook in een keer worden overbrugd met de
hulp van een McDonnell-Douglas KDC-10-30CF tankvliegtuig van de Koninklijke
Nederlandse Luchtmacht. Dit vliegtuig stond echter met technische problemen aan
de grond in de Caraïben. Ook het tweede Nederlandse toestel van hetzelfde type
was niet beschikbaar wegens onderhoudswerkzaamheden. Het was pas op 12 juli,
toen het Franse Armée de l'Air
een Boeing C-135FR ter beschikking stelde, dat de vier vliegtuigen
(FA-98, 116, 121 en 125) richting Kabul konden vertrekken. Dank zij de goed op
voorhand geplande ferryvlucht naar Afghanistan kwam door deze tegenslag de
overdracht van het bevel over het Belgisch detachement aan het ISAF Tactical
Operations Centre in Kabul niet in het gedrang. Dit gebeurde zoals gepland
op 14 juli.
Dit incident beklemtoonde echter nogmaals de grote nood aan meer tankvliegtuigen
in het Europees deel van de NAVO. Het gebruik van een gedeelte van deze middelen
wordt reeds gecoördineerd vanuit Eindhoven door het European Airlift Centre
(EAC). Dit centrum werd in september 2001 op initiatief van de European Air
Group (EAG) opgericht als de European Airlift Coordination Cell (EACC).
Om de schaars beschikbare transport- en tankcapaciteit en een aantal andere
luchtdiensten zo efficiënt en effectief mogelijk te gebruiken sloten naast
België, Frankrijk en Nederland ook Duitsland, Italië, Noorwegen, Spanje en het
Verenigd Koninkrijk in dit kader het technisch samenwerkingsakkoord ATARES (Air
Transport, Air-to-air Refuelling and Exchange of other Services). Dankzij
dit akkoord kunnen de soms kleine overschotten aan capaciteit snel en vlot ter
beschikking gesteld worden van leden die een dringende nood aan een van deze
diensten hebben.
De terugkeer naar België vond plaats op 15 januari 2006 en gebeurde in een
enkele vlucht. De vier vliegtuigen vertrokken met enkele uren vertraging vanuit
een ingesneeuwd Kabul om zes en een half uur later in een donker en ijzig koud
Kleine-Brogel toe te komen. Tijdens hun vlucht werden ze bijgestaan door een
Boeing C-135FR van de Groupe de Ravitaillement en Vol 93 "Bretagne" (GRV
93) die van op Manas International Airport in Kirgizië was opgestegen.
Hij vervoegde de F-16's boven Afghanistan, waar een eerste keer werd bijgetankt.
Na nog twee tankbeurten boven de Kaspische Zee en de Zwarte Zee landde de Franse
tanker in Roemenië terwijl de Belgische vliegtuigen via Hongarije, Slowakije,
Tsjechië en Duitsland hun terugvlucht verder zetten. De C-135FR was op Manas
gestationeerd ter ondersteuning van de Franse Mirage 2000D jager-bommenwerpers
en Mirage F-CR verkenningsvliegtuigen die van op Doesjanbe in Tadzjikistan boven
Afghanistan opereerden ter ondersteuning van het vredesproces. Surplus vlieguren
van de tanker werden via het ATARES samenwerkingsakkoord van de European Air
Group aan andere deelnemers aan de vredesoperaties uitbesteed. De Belgen
maakten hier niet alleen gebruik van voor ferryvluchten van en naar België, maar
voerden ook boven Afghanistan een veertigtal operationele missies van langere
duur uit, waarbij zij door een Frans toestel in vlucht werden bijgetankt.
Klik
hier voor korte video over bijtanken in vlucht.
NEDERLANDS-BELGISCHE SAMENWERKING
België nam aan ISAF deel in het kader van het European
Expeditionary Air Wing (EEAW) concept, een samenwerkingsakkoord tussen
België, Denemarken, Luxemburg, Nederland, Noorwegen en Portugal. Met
uitzondering van Luxemburg zijn al deze landen F-16 gebruikers. Het gezamenlijk
inzetten van een zelfde wapensysteem is voor de vele kleine Europese
luchtstrijdkrachten immers de enige oplossing om op kostenefficiënte wijze een
merkbare bijdrage te leveren aan grote internationale operaties. De Belgische
vliegtuigen vormden op Kabul International Airport samen het
Dutch-Belgian EEAW detachment, dat er vier Nederlandse en vier Belgische
F-16's ter beschikking stelde van de NAVO en ISAF.
De organisatie van het Nederlands-Belgische detachement was min of meer
vergelijkbaar met die van een gewone vliegende eenheid in beide deelnemende
landen. Zij bestond uit vier groepen: een Groep Operaties, een Groep
Ondersteuning, een Groep Logistiek en een Groep Beveiliging. De Groep Operaties
was verantwoordelijk voor alles wat de vliegoperaties aanbelangde:
vliegveiligheid, luchtverkeersleiding en vluchtinformatie, meteo, cross
servicing en brandweer- en reddingsdiensten. Deze groep omvatte ook een
kleine eenheid die lokaal luchthavenpersoneel opleidt om op termijn zelf in te
kunnen staan voor brandweer en crashploegen. Huisvesting, maaltijdvoorziening en
onderhoud van wegen en gebouwen werden verzorgd door de Groep Ondersteuning. Zij
stond ook in voor de communicatie met andere eenheden in Afghanistan en met het
thuisland. De Groep Logistiek verzekerde het onderhoud van de vliegtuigen,
voertuigen en andere technische uitrusting, alsook de aanvoer en verdeling van
brandstof voor vliegtuigen en voertuigen. De Groep Beveiliging, tenslotte,
zorgde voor de beveiliging van het detachement en voor het opsporen en
onschadelijk maken van explosieven.
De vier groepen werden gezamenlijk bemand door Belgisch en Nederlands personeel.
De basisstructuur van het detachement was opgezet door de Koninklijke
Luchtmacht, vermits zij reeds eerder ter plaatse was en er een langer opdracht
moest uitvoeren dan de Belgische Luchtcomponent. De Belgische versterkingen
werden in deze structuur ingepast, voornamelijk met de bedoeling om de klok rond
luchtsteun te kunnen verzekeren tijdens de periode van de verkiezingen en van de
installatie van de nieuwgekozen regering. Deze gebeurtenissen zouden voor de
tegenstanders van het nieuwe regime immers de aanleiding kunnen vormen om
rellen, opstanden of aanslagen uit te lokken.
Het interoperationeel niveau van het Nederlands-Belgisch detachement was zeer
hoog omdat beide luchtstrijdkrachten over nagenoeg hetzelfde materieel
beschikken, vergelijkbaar zijn opgeleid en gelijklopende operationele procedures
hanteren. De samenwerking bleek nog vlotter te verlopen dan tijdens de
Kosovo-crisis, toen beide landen een gezamenlijke eenheid vormden in Villafranca
en Amendola, Italië. Enkel op het vlak van inlichtingen en missieplanning
bestond er een zekere graad van nationale terughoudendheid om tot volledige
samenwerking te komen. een sterk punt van de Belgische militairen was zonder
twijfel hun goede meertaligheid, waardoor de communicatie met bijvoorbeeld
Franse en Duitse troepen vlot verliep.
Belgen en Nederlanders werkten nauw samen op de grond. In de lucht, daarentegen,
was dat niet het geval. De Nederlandse vliegtuigen konden immers worden ingezet
door het ISAF Tactical Operations Centre, dat onder NAVO-bevel stond,
maar konden ook opdrachten uitvoeren in het kader van Operation Enduring
Freedom, die door de Verenigde Staten werd geleid. Het Belgisch detachement
mocht echter enkel de missie van ISAF ondersteunen. Deze missie machtigde de
bevelhebber van SACEUR, het Supreme Allied Command Europe van de NAVO, om in
Afghanistan operaties uit te voeren ter ondersteuning van de Afghaanse regering
bij haar inspanningen om de veiligheid in Kabul te bewaren, haar controle over
het land te verstevigen en de heropbouw te bewerkstelligen ter implementatie van
het Bonn-akkoord en andere internationale overeenkomsten.
F-16 / C-130 SYNERGIE
Een nieuw concept dat tijdens de operaties op KAIA werd uitgetest was
een nauwere samenwerking tussen de Belgische F-16's, die pas op de luchthaven
waren gearriveerd, en de C-130's, die er al een tijdje verbleven in het kader
van een eerder gestarte gezamenlijke opdracht met hun Portugese collega's. Het
was voor het eerst dat Belgische gevechtsvliegtuigen en transportvliegtuigen
vanuit een zelfde omheind en degelijk beveiligd kamp binnen een luchthaven
opereerden en daarbij ondersteund werden door één enkele gemengde ploeg van
grondpersoneel van de 2de en 10de Tactische Wings en de 15de Transport Wing.
Deze ploeg zorgde voor gemeenschappelijke diensten op het vlak van inlichtingen,
planning van zendingen, onderhoud van vliegtuigen en algemene ondersteuning. De
test toonde aan dat het concept erg kostenefficiënt is en de basis kan vormen
voor soortgelijke operaties in Afrika, waar België om historische en economische
redenen een bijzondere rol te vervullen heeft in het vrijwaren van de vrede.
BEVEILIGING VAN DE HEROPBOUW
Dat de Belgen opereerden binnen de missie van ISAF betekende dat zij
enkel opdrachten konden uitvoeren in de directe omgeving van Kabul en in de
zogenaamde Zones Noord en West, waar het vredesproces reeds het verst was
gevorderd. Afghanistan wordt opgedeeld in vier zones, van Noord tot Oost tegen
de wijzers van de de klok in. De zones vallen samen met de opeenvolgende
ontwikkelingsfases van het vredesproces. Dit proces werd in fase 1 aangevat in
de directe omgeving van de hoofdstad en de noordelijke zone, waar het nieuwe
regime vanaf het begin het grootste aantal medestaanders had. Vervolgens werd
het in fase 2 uitgebreid naar het westen. De fases 3 en 4 van het vredesproces
beloven de moeilijkste te worden, vermits zij betrekking hebben op het zuiden en
het oosten. In deze gebieden is de weerstand tegen de nieuwe regering nog groot,
vooral in het oosten. Deze zone grenst immers aan Pakistan, dat een
toevluchtsoord vormde voor heel wat aanhangers van Osama bin Laden en zijn al
Qaeda netwerk toen Operation Enduring Freedom, de oorlog tegen het
terrorisme, in oktober 2001 in Afghanistan in alle hevigheid losbarstte. In de
Zone Zuid begint momenteel fase 3 van het vredesproces, die er de weerstand van
de Taliban, Osama bin Laden's gastheer in Afghanistan, moet breken zodat de
heropbouw van het land ook daar stilaan kan beginnen. De Zones Zuid en Oost
vormen nog steeds het operatiegebied van Operation Enduring Freedom en
kunnen worden beschouwd als oorlogszones. In de Zones Noord en West is het
vredesproces reeds ver gevorderd en zijn de zogenaamde ISAF Provincial
Reconstruction Teams aan de wederopbouw van het land begonnen.
Het vredesproces in Afghanistan verloopt tegen de wijzers van de klok in. In de
omgeving van Kabul en in het noorden en het westen van het land is de rust
nagenoeg volledig teruggekeerd. In het zuiden is de invloed van het regime in
Kabul nog relatief beperkt en zijn er regelmatig schermutselingen tussen voor-
en tegenstanders van de regering in de hoofdstad. Het oostelijk deel van het
land, dat aan Pakistan grenst, staat nog onder grote invloed van de Taliban. Het
noorden en het westen zijn het werkgebied van ISAF, het zuiden en het oosten van
Operation Enduring Freedom.
(Kaart: Comopsair).
Provincial Reconstruction Teams (PRT, provinciale wederopbouwteams) zijn
ISAF-teams waarin burgers en militairen samenwerken aan de heropbouw van het
land. Zij werken per provincie en staan er in voor het herstellen en verbeteren
van de basisinfrastructuur van het land, zodat het gewone leven en de
economische activiteiten er opnieuw van start kunnen gaan. Een groot deel van de
militairen in zulke PRT's staan in voor de bescherming van het civiele
grondpersoneel. Omdat zij meestal enkel uitgerust zijn met lichtere wapens,
kunnen zij in geval van nood beroep doen op luchtsteun, zoals deze geleverd door
de Belgische en Nederlandse vliegtuigen. De militairen staan echter niet alleen
in voor de beveiliging van de PRT's, maar velen onder hen voeren ook zelf
wederopbouwwerk uit. Zo bevinden zich tussen de ongeveer 400 ISAF-militairen van
het PRT in Kunduz 21 Belgische militairen, die er onder andere werkzaam zijn als
marshallers om het vliegverkeer op de plaatselijke luchthaven in goede banen te
leiden. Anderen zijn communicatie- en informatiespecialisten en verzorgen de
verbinding tussen de verschillende PRT's en het hoofdkwartier in de hoofdstad.
In Kunduz zijn ook een aantal Belgische militairen actief in een medische cel en
een ontmijningseenheid.
RECCE, CAS EN QRF
De meeste opdrachten die aan de Belgische vliegtuigen werden
toegewezen kaderden in de ondersteuning van de ISAF Provincial Reconstruction
Teams en in de vrijwaring van de rust rond de provinciale en parlementaire
verkiezingen, die op 18 september 2005 plaatsvonden. De luchtsteun aan de PRT's
bestond voornamelijk uit Close Air Support (CAS) en verkenningsmissies.
Wanneer PRT's zich over een lange afstand moesten verplaatsen of in gebieden die
ze minder goed kenden, verkende de F-16's hun reisweg en zorgden zij bij
eventueel gevaar voor steun uit de lucht (klik hier voor korte video). De verkenning gebeurde visueel,
meestal van op een veilige hoogte boven de 15.000 voet. De F-16's konden dit van
op zulke grote hoogte doen dankzij hun Lockheed-Martin LANTIRN (Low Altitude
Navigation and Targeting Infrared for Night) pod die over een sterke
telelens beschikt, zowel voor gebruik gedurende de nacht als gedurende de dag.
Zulke verkennings- en beveiligingsmissies werden ook uitgevoerd ter bescherming
van transporthelikopters en transportvliegtuigen, zoals de Duitse Transall
C-160D en Sikorsky CH-53G en de Nederlandse Boeing CH-47D. De Nederlandse CH-47D
Chinook D-104, die op 31 oktober 2005 een noodlanding maakte in het
Hindukush gebergte ten noordwesten van Kabul, maakte een vlucht van
Mazar-e-Sharif in de Zone Noord naar Bagram in de Zone Oost. Tijdens het eerste
deel van zijn vlucht genoot de helikopter bescherming van een paar Belgische
F-16's. Nauwelijks een uur later moest de Chinook, waarschijnlijk om
technische redenen, een noodlanding uitvoeren, waarbij hij zo zwaar werd
beschadigd dat hij werd afgeschreven.
Het gecombineerde gebruik van de Improved Data Modem (IDM) van de F-16 en de
Automated Target Handoff System (ATHS) van de TAC, garandeert een foutloze
overdracht van informatie over aan te vallen doelen van de grond naar het
vliegtuig. Adjudant Pierre Bodart (links), een zeer ervaren Tactical Air
Controller, demonstreert tijdens een gesimuleerde aanval op de vliegbasis van
Kleine-Brogel hoe snel en accuraat tegenwoordig een aanval op een gronddoel kan
worden uitgevoerd. Het toestel met beeldscherm op de voorgrond is een ATHS.
Kapitein vlieger "Stijn" Van Avermaet (rechts) van het 349ste "Goedendag"
Smaldeel van de 10de Tactische Wing legt tijdens de debriefing van zijn
gesimuleerde aanval op de vliegbasis van Kleine-Brogel uit hoe hij in
samenwerking met de Tactical Air Controller op de grond veilig en moeiteloos
zijn in de Limburgse bossen verborgen doelwit kon vinden. Het scherm bovenaan
rechts geeft het computergegenereerde "God's eye view" van de gevechtsruimte
weer. De piloot beschikt in zijn cockpit ook over dit ruimtelijk zeer
overzichtelijk beeld. Op het scherm rechtsonder wordt de band met de beelden van
de head-up display van de F-16 afgespeeld.
De CAS missies in Afghanistan werden ingedeeld in drie soorten: Pre-planned
CAS (XCAS), Immediate CAS (ICAS) en Emergency CAS (ECAS). Zij
werden alle gevlogen in dezelfde standaardconfiguratie, bestaande uit een paar
Raytheon AIM-9M hittezoekende lucht-lucht missiles aan de ophangpunten 1 en 9
aan de vleugeltips, een paar Texas Instruments GBU-12 (Guided Bomb Unit)
Paveway II lasergeleide bommen van 250 kg aan de ophangpunten 3 en 7 onder de
vleugles, een paar Sargent-Fletcher brandstoftanks van 1.400 liter aan de
opgangpunten 4 en 6 en een Lockheed-Martin LANTIRN doelaanduidingspod aan
ophangpunt 5bis onder de luchtinlaat. De slechts 250 kg zware GBU-12
lasergeleide bom werd omwille van zijn grote precisie en zijn relatief kleine
explosieve lading beschouwd als het meest geschikte wapen om randschade bij een
eventueel bombardement tot een absoluut minimum te beperken. Dankzij de
targeting pod waren de F-16's in staat hun doelen met uiterste precisie te
treffen van op een veilige hoogt voor eventuele aanvallen van lichte
luchtafweerraketten. Ook om de afstand tussen vliegtuig en doelwit voldoende
groot te houden, werden de 510 gewone 20 mm granaten van het zesloops General
Electric M61A1 Vulcan kanon vervangen door munitie van het type M70. De
granaten van deze munitie hebben een grotere vertreksnelheid bij het afvuren en
minder weerstand tijdens de vlucht, zodat zij een merkelijk langere afstand
kunnen overbruggen zonder aan doeltreffendheid te verliezen, waardoor het
aanvallende vliegtuig veilig buiten het bereik van eventueel vijandelijke vuur
kan blijven.
De standaard bewapening van een Belgische
F-16AM in Afghanistan bestond uit een paar AIM-9M Sidewinder lucht-lucht
missiles, een paar GBU-12 Paveway II lasergeleide precisiebommen van 250 kg elk
en 510 M70 20 mm granaten voor het Vulcan kanon. De combinatie van de LANTIRN
pod met de GBU-12 Paveway II lasergeleide bommen stond garant voor een uiterst
precieze aflevering van de wapens en een beperking van de mogelijke randschade
tot een absoluut minimum, moest het tot een aanval zijn gekomen.
Vooraf geplande nabije luchtsteun (XCAS) werd enkel als oefening uitgevoerd.
Deze oefeningen vonden plaats zowel in open veld in de woestijn als in bebouwde
gebieden in de stad (urban CAS). Zij verliepen steeds in samenwerking met
een Forward Air Controller (FAC) of Tactical Air Controller (TAC) op de
grond, die het vliegtuig met een gedetailleerde beschrijving van de omgeving
naar zijn doel leidde. Onmiddellijke luchtsteun (ICAS) werd niet op voorhand
gepland, maar vond, zoals XCAS, wel altijd plaats in samenwerking met een FAC of
TAC die de meeste provinciale wederopbouwteams vergezelden. Zulke missies werden
uitgevoerd op aanvraag van ISAF personeel dat rechtstreeks of onrechtstreeks
werd bedreigd. Tenslotte kon in noodgevallen nabije luchtsteun ad hoc
worden geleverd (ECAS) aan ISAF teams of troepen die plots op een of andere
wijze in een noodsituatie waren terecht gekomen. Dit waren de enige CAS missies
die zonder een gespecialiseerde verbindingspersoon op de grond werden gevlogen.
De vliegtuigen van het Dutch-Belgian EEAW detachment stonden echter niet
alleen klaar voor het uitvoeren van verkenningsvluchten en het verzekeren van
nabije luchtsteun, maar waren ook belast met het leveren van een Quick
Reaction Force (QRF). De QRF bestond uit een paar vliegtuigen die klaar
stonden om snel en eender waar in het operatiegebied van ISAF in te grijpen. De
reactietijd voor de vliegtuigen bedroeg 90 minuten (Readiness State 90 of
RS 90), maar in de praktijk waren de F-16's gewoonlijk in minder dan 30
minuten in de lucht. Tijdens de week van de installatie van de nieuwgekozen
regering werd het preadvies van de QRF ingekort tot 15 minuten (RS 15) om
zodoende alle eventuele rellen in Kabul en omgeving in de kiem te kunnen smoren.
Om in die korte tijdspanne te kunnen opstijgen, verbleven de piloten die van
alarm waren in speciale daartoe opgestelde hutjes in de nabijheid van hun
vliegtuigen. Tijdens de zes maanden durende opdracht in Afghanistan werden de
Belgische QRF-vliegtuigen tien keer gescrambled, meestal voor het uitvoeren van
verkenningsvluchten na bomexplosies ergens in het land. In een aantal gevallen
werden de vliegtuigen ingezet om toenemende spanningen of onrust te
onderdrukken. Vaak bleek ene lage overvlucht aan hoge snelheid meer dan
voldoende om de gemoederen te bedaren. Vliegtuigen van de QRF konden ook
fungeren als on scene commanders, commandanten ter plaatse, om de
reddingsoperaties bij een noodlanding of ongeval met een vliegtuig of helikopter
te coördineren.
Klik hier voor een korte video die de vluchten bij dag en 's nachts illustreert.
Operation Eastern Eagle werd opgedeeld in twee periodes. aan het eerste
Belgische detachement nam hoofdzakelijk personeel van de 2de Tactische Wing uit
Florennes deel. Voor het tweede detachement werden zij afgelost door hun
collega's van de 10de Tactische Wing uit Kleine-Brogel. Ieder detachement had
zijn eigen badge en zijn eigen DetCo. Majoor vlieger Laurent Donnet van het 1ste
Smaldeel en Majoor vlieger Geert Dedecker van het 31ste Smaldeel namen
achtereenvolgens de rol van detachementscommandant waar.
FORCE MULTIPLIERS
Een aantal nieuwe systemen van de F-16 die recent in gebruik zijn
genomen, bleken tijdens Operation Eastern Eagle echte force
multipliers te zijn en de capaciteiten van het vliegtuig aanzienlijk te
verbeteren. De al grote precisienavigatie van de F-16 werd nog nauwkeuriger door
het gebruik van de GPS (Global Positioning System). De precisieaflevering
van wapens werd gegarandeerd door de combinatie van de LANTIRN targeting pod en
de lasergeleide GBU-12 slimme bom. De radiocommunicatie tussen vliegtuigen
onderling en met de grond werd veiliger en meer betrouwbaar door het gebruik van
niet stoorbare radioapparatuur, wat niet overbodig bleek te zijn gezien op
verschillende ogenblikken pogingen tot storing van radiocommunicaties werd
vastgesteld. De nabije luchtsteun won aan effectiviteit door het gebruik van de
Improved Data Modem (IDM) in de F-16 en het Automated Target Handoff
System (ATHS) op de grond. De combinatie van beide systemen laat een veilige
overdracht toe van data tussen een tactical air controller op de grond en
een piloot in de lucht. De waarnemer op de grond kan immers informatie over het
aan te vallen doel ingeven in zijn ATHS en ze doorsturen naar de IDM in het
vliegtuig. Op die wijze krijgt de piloot onmiddellijk en foutloos gegevens over
het doelwit in zijn head-up display geprojecteerd, waardoor hij snel en
correct kan handelen.
BEDREIGINGEN
Het bedreigingsniveau of threat level in de ISAF operatiezone
werd voor het vertrek van de Belgische vliegtuigen naar Afghanistan ingeschat
als medium. De voornaamste dreiging ging uit van de draagbare hittezoekende
lucht-lucht missiles. De in Rusland gebouwde Kolomna Strela-2 (Pijl), bij
de NAVO gekend als de SA-7 "Grail", en zijn Chinese variant Hong Nu-5
(Rode Kers) zijn immers wijdverspreid in de regio. Er waren ook bewijzen
voorhanden van de aanwezigheid van de Kolomna Strela-3, een gelijkaardige
missile met NAVO-code SA-14 "Gremlin", maar met grotere trefzekerheid dan de
Strela-2. Tenslotte waren er aanwijzingen voor de aanwezigheid van de
Kolomna Igla (Naald), de SA-18 "Grouse". Deze uiterst moderne missile
werd echter nog niet door de Taliban gebruikt. De meest verspreide Amerikaanse
draagbare luchtafweermissile, de Raytheon FIM-92 Stinger, was eveneens in
gebruik in Afghanistan. De missile werd ten tijde van de Afghaanse strijd tegen
de Russische aanvallers immers massaal door de Verenigde Staten aan de toen nog
bevriende Taliban geleverd. Of deze wapens nog functioneel waren, was
echter twijfelachtig, gezien de grote ouderdom van de missiles en hun
afvuursystemen.
Luchtafweergeschut of AAA (Anti-Aircraft Artillery) werd niet gezien als
een grote bedreiging voor de Belgische F-16's. De meeste luchtafweerkanonnen
waren immers al vernietigd bij het begin van Operation Enduring Freedom.
Bovendien bleek de inzet van lichte luchtafweerkanonnen geen gebruikelijke
tactiek van de Afghaanse opstandelingen te zijn. Het meest verspreide AAA
systeem in de regio was het Russische rupsvoertuig ZSU 23-4 met zijn vierloops
kanon van 23 mm. Dit is een radargeleid systeem dat over een RPK-2 "Gun Dish"
radar beschikt. Kleine wapens en geweergranaten (RPG's of Rocket Propelled
Grenades), daarentegen, waren overal en in grote aantallen aanwezig, maar
vormden voor de snelle F-16's geen bedreiging.
Aangepaste vliegpatronen en het gebruik van flares en chaff tegen
respectievelijk hittezoekende grond-lucht missiles en radargeleide missiles en
luchtafweerkanonnen volstonden om het gevaar dat van deze bedreigingen uitging
tot een aanvaardbaar risico te beperken. Bij het opstijgen verlieten de F-16's
de omgeving van de luchthaven op lage hoogte. Daarbij bouwden ze snelheid op,
die hen moest toelaten om op zeker ogenblik zo steil mogelijk te klimmen naar de
veilige hoogte van 15.000 voet. Dit vliegpatroon kreeg de naam Grail
Departures, (klik hier voor korte video) omdat het vooral diende om mogelijke aanvallen met van op de
schouder gelanceerde missiles van het type SA-7 "Grail" te ontwijken. Bij het
landen volgden de vliegtuigen een steile aanvliegroute, waardoor ze zo weinig
mogelijk op lage hoogte over de nabije omgeving van de luchthaven moesten
vliegen. Op grond ging het grootste gevaar voor de vliegtuigen uit van de
frequente, maar gelukkig weinig effectieve mortieraanvallen die regelmatig
vanuit de nabije omgeving op de luchthaven werden uitgevoerd.
Sinds maart 2003 helpen gemiddeld ongeveer 350
Belgische militairen, vrouwen en mannen, Kabul International Airport beveiligen.
Ook al denken we meestal aan woestijn, hitte en droogte als we over Afghanistan
spreken, toch is er een winters decor zoals dit waarin een viertal leden van de
Verdedigings- en Steungroep van de 10de Tactische Wing op hun thuisbasis
poseren, niet uitzonderlijk in dat land. Door zijn hoge ligging en zijn
continentaal klimaat is het in Kabul 's zomers extreem warm en 's winters
extreem koud. De ronde badge die de militairen met terechte fierheid op hun
gevechtsuitrusting dragen, is de officiële ISAF-badge.
FEITEN EN CIJFERS
De Belgische vliegtuigen van het gemengde Nederlands-Belgische
detachement voerden tussen 18 en 22 zendingen per week uit, goed voor 715
vlieguren in 6 maanden. In totaal namen 29 piloten, of 40% van alle operationele
F-16 smaldeelpiloten, deel aan Operation Eastern Eagle. Zestien van deze
piloten waren afkomstig van de 2de Tactische Wing in Florennes. Zij verzekerden
de dienst gedurende de eerste drie maanden van de detachering. Dertien piloten
van de 10de Tactische Wing in Kleine-Brogel namen gedurende de laatste drie
maanden hun plaats in. Grondpersoneel bleef telkens drie maanden ter plaatse,
piloten daarentegen slechts vier à vijf weken. Dit moest hen toelaten om
enerzijds ervaring op the doen in een internationale, operationele omgeving en
om anderzijds kwalificaties als F-16 piloot in eigen land te behouden.
In totaal werden 506 missies gepland. Meer dan 90% daarvan werd ook effectief
uitgevoerd. Van de geannuleerde vluchten was geen enkele te wijten aan
technische problemen. De betrouwbaarheid van de vliegtuigen bleek in het
stoffige, maar droge Afghaanse klimaat groter te zijn dan in het propere, maar
vochtige België. Als er als een vlucht moest worden afgelast, was dat meestal
omwille van ongunstige weersomstandigheden. Kabul en zijn luchthaven zijn langs
drie zijden door bergen omgeven, waardoor in de loop van de namiddag vaak een
strakke wind loodrecht op de startbaan kon opsteken. Soms overtrof de snelheid
van deze zijwinden de toegelaten normen voor de F-16. De luchthaven van Kabul
ligt op een hoogte van 5.871 voet boven zeeniveau (AMSL). De combinatie van de
ijlere lucht op deze hoogte en de zeer hoge temperaturen in de zomer zorgde
ervoor dat de startaanloop van de vliegtuigen heel wat langer was dan wat de
piloten gewoon waren in België. Het was onder andere om die reden dat er een
remkabel vanuit België was aangevoerd en op de landingsbaan van KAIA was
geïnstalleerd. Een tweede reden waarom missies moesten worden geannuleerd was
het gebrek aan brandstof. Het brandstofverbruik van het Nederlands-Belgische
detachement bedroeg ongeveer 60.000 liter per dag. Bijna al deze brandstof moest
per vrachtwagen worden aangevoerd vanuit Pakistan. De aanvoerroute liep door de
nog erg onveilige Zone Oost en het gebeurde regelmatig dat konvooien werden
opgehouden door activiteiten van de Taliban. Dit resulteerde soms in onvoldoende
brandstofreserves om alle geplande vluchten doorgang te laten vinden. Tenslotte
werd een klein aantal vooral geplande zendingen afgelast omdat zij werden
vervangen door anderen, meer prioritaire opdrachten.
Veertig van de 506 zendingen van de Belgische F-16's werden uitgevoerd met
bijtanken in de lucht. Dit was vooral het geval voor een aantal missies naar het
uiterste westen van het land. Tijdens deze missies werden de F-16's bijgetankt
door Franse Boeing C-135FR tankvliegtuigen, die op Manas in Kirgizië waren
gestationeerd.
BESLUIT
Operation Eastern Eagle toonde aan dat de gevechts- en
transporteenheden van de Belgische Luchtcomponent goed zijn uitgerust en
getraind om op geloofwaardige wijze deel te nemen aan grootschalige
internationale militaire operaties. Ze gaf ook aan dat de Belgische piloten en
het ondersteunende grondpersoneel over voldoende kennis en ervaring beschikken
om zelfs als leidende natie in bepaalde onderdelen van zulke operaties te
fungeren. Het moreel is alleszins hoog na Operation Eastern Eagle - ISAF VIII.
Met dank aan Jos Schoofs, de auteur van deze
bijdrage. |