cover van Babel
cover van Vijftien Wilde Zomers cover van Bevroren Kamers cover van Rode Sneeuw cover van Midzomernachtzee cover van Het Nachtland cover van Vederland

Thomas is dood, maar nog altijd onder ons. Drie mensen kunnen hem nog zien: zijn ontroostbare moeder, zijn geliefde Orphee en zijn stervende grootvader. Thomas is telkens bij ze als ze aan hem denken en door zijn ogen ziet de lezer hoe ze door het leven strompelen en zichzelf verliezen. De rest van het dorp Repelgem mag vrezen dat ze gek zijn geworden van verdriet.

Dringende oproep aan alle aanstaande kopers van dit boek: vergeet meteen het armoedige omslag, vergeet die zeldzaam ongelukkig gekozen titel. Want Vijftien wilde zomers van de Vlaamse auteur Jan De Leeuw zou wel eens de interessantste en meest gedurfde jongerenroman van dit jaar kunnen zijn.

Knap hoe hij van een tienerdrama zoiets boeiends weet te maken. De toon van Thomas is dromerig afstandelijk en mild. Hij waande zich de eerste verliefde jongen op aarde, maar nu heeft hij geen gevoelens meer. Juist daardoor dringt dit hartverscheurende verhaal van drie generaties door tot diepere, interessantere lagen.

Hoe kwamen Thomas en Orphee, die hem in eerste instantie niet zag zitten, bij elkaar? Houdt de relatie van de ouders stand nu ze elk op hun eigen wijze met het verlies van hun enige zoon omgaan? Wat is er waar van de bizarre geschiedenissen die opa, telkens weer anders, vertelt? Dat laatste element tilt dit boek ver boven zichzelf uit: Repelgem lijkt een poort naar een even wrede als adembenemende sprookjeswereld.

Het verhaal van de ijsvogel die, opgeroepen door een teleurgestelde dorpeling, het hele dorp bevriest. Het verhaal van de gekke smidsdochter die in het bos is verkracht, wat ze alleen kan vertellen door het in een wandtapijt te weven waar alle nieuwsgierige dorpelingen materiaal voor komen brengen. Tot het uiteindelijk zo groot is dat het hele dorp ermee wordt overspoeld.

Alleen aan Thomas vertelt opa wat er écht gebeurd is toen zijn moeder en zijn pasgeboren zusje dood gingen; de weduwnaar veranderde in een verbitterde duivel die alleen nog maar kon werken en zijn zoon tot bloedens toe sloeg. Dán pas begrijpt Thomas alles: hoe liefde zo veel meer is dan begeerte, hoe het onder je huid kruipt, hoe het maar niet weg wil gaan als je er van af wilt, hoe je het wel uit je lichaam zou willen branden soms.

En dus zijn mooie verhalen uiteindelijk leugens. Geweldig, een auteur die dat durft te zeggen: verhalen zijn iets om bij weg te blijven, ze vormen een gevaarlijke verslaving.

Want échte fantasie gaat verder dan een dansje met elfjes in het bos, echte fantasie is eng, verbergt eerder dan ze onthult. Het belangrijkste aan deze jeugdroman is die openhartigheid over tegenstellingen. Niets is zomaar goed of slecht.

De Leeuw, in het dagelijks leven psycholoog, vertelt hoe beschadigde mensen in hun eenzaamheid werkelijk kunnen zijn, bijvoorbeeld: de koppigheid van moeder Eva, die zelfs na de verhuizing weer een kamer inricht precies als de jongenskamer van Thomas; de gemeenheid van Orphee, die pronkt met haar macht als zelfmoordenares: niemand durft haar nog tegen te spreken. Of de pijnlijke oprechtheid van Bram, de beste vriend van Thomas, die zonder scrupules de vrijgevallen Orphee voor zich probeert te winnen. Vijftien wilde zomers is het eerlijkste boek voor jongeren sinds Niets van Janne Teller (Clavis, 2010).

De Leeuw presenteert herkenbare, hedendaagse personages en paart een zwierige, maar verder niet al te pretentieuze stijl aan een grote zeggingskracht. Hoewel zijn uitgever hem nog denkt te moeten presenteren als een tien-voor-een-stuiver-auteur is hij in Vlaanderen gelukkig al ontdekt. Hij won de Boekenwelp voor zijn debuut Vederland (2004) en de Gouden Uil Prijs van de Jonge Lezer voor Het Nachtland (2005). Daar moet maar snel een Nederlandse tournee bij komen.

"Tapijt van liefdesverdriet bedelft het dorpje Repelgem", Pjotr van Lenteren in De Volkskrant van 2 juni 2012

"We mogen ons gelukkig prijzen dat met "Eisvogelsommer" opnieuw een boek van de auteur in het Duits vertaald werd. De Leeuw schrijft immers kunstzinnig proza: poëtisch, helder beschreven en vol met stemmige beelden. Op onopvallende wijze wordt de lezer op een spoor gezet, dat dan schijnbaar uit het oog verdwijnt, om later opnieuw op te duiken, waarbij de verschillende lagen van tijd en realiteit zich steeds verder in elkaar verstrengelen. Stap voor stap wordt duidelijk wat er echt gebeurd is -- vroeger en nu. Er staat geen woord of zin te veel. Steeds opnieuw, en dat niet alleen in grootvaders fantastische verhalen, verplaatst De Leeuw de gebeurtenissen naar de sprookjesachtige wereld van het magisch realisme en laat hij ze zweven tussen werkelijkheid, droom en fantasie."

Christoph Rieger in Die Zeit van 7 april 2016

Vijftien wilde zomers

Vijftien wilde zomers

Liefde is het mooiste wat je kan overkomen. Zeggen ze. En ze verzwijgen dat liefde ook een roofdier is dat zich in je hart bijt en niet loslaat. Thomas denkt dat hij klaar is voor de Grote Liefde als Orphee onverwacht zijn leven binnenwandelt. Maar Orphee, ooit gebeten, aarzelt om zich nog een keer kwetsbaar op te stellen.

Thomas zoekt zich een weg naar haar hart en gooit alles wat hij heeft in de strijd: van lampionnen, wijn en brieven tot de verhalen van zijn grootvader en andere leugens toe. Ze zijn niet de enigen die worstelen met gevoelens. Ook de moeder en grootvader van Thomas stelt zich de harde vraag: wat moet je met de liefde als de geliefde is verdwenen?

Kunnen dode ogen zien? Kan een hart dat niet meer klopt, nog breken?

Er ligt een bos tussen de stad en het dorp, in het midden van de velden. Ooit een uitloper van het oerbos dat zich over heel Europa uitstrekte, is het nu niet meer dan een handvol bomen en zakken met uitpuilend huisvuil. Er is een open plek in dit bos waar een berk het heeft begeven, het boom-zijn moe en een natuurlijke bank werd tussen de netels. Het is de ideale plek om te wachten op het meisje van je dromen. Het wachten is misschien nog het mooiste van de woensdagmiddag, toch als je weet dat ze zal komen, als je bijna het geratel van haar fiets hoort.

Orphee draagt een groene blazer en een groene rok, korter dan het schoolreglement toelaat. Ze baant zich een weg door de netels en ik beef als de harige bladeren haar dijen strelen. Ze gaat niet zoals vroeger schrijlings op de stam zitten, zachtjes lachend, zodat ik niet weet of ze alleen mij of ook zichzelf choqueert. Vandaag lacht ze niet. Ze laat de rugzak van haar schouders glijden en schudt hem leeg.

Ze draait zich niet om. Ze zoekt niet naar mijn schim onder de bomen. Ik hoef ook niet dichterbij te komen, ik kan raden wat daar ligt. Het zijn de cd’s die ik haar gaf, de nummers die ik met zoveel zorg bijeenzocht en die zoveel beter dan ikzelf konden zeggen wat ze voor me betekende; het zijn de boeken met de scenario’s van ons leven later, wanneer de wereld onze liefde had afgekeurd en wij, opgejaagde minnaars, arm maar gelukkig samenhokten in Parijs of New York, tot we succes vonden, ik als gevierd schrijver en zij als succesvolle fotografe; het zijn onze foto’s van elkaar die daar op een hoopje liggen. Ze raapt er een op. Is het er een uit die reeks die we hier in het bos genomen hebben, toen we zeker wisten dat we alleen waren?

Haar mond vertrekt, haar gezicht breekt en haar schouders schokken. Ik wil op haar toelopen en mijn armen om haar heen slaan, maar dat kan niet. Ik ben diegene die haar dit heeft aangedaan.

Ze haalt haar neus op en wrijft de tranen uit haar ogen. Ze haalt een aansteker uit haar broekzak en buigt zich over de spullen. Ik hoor de aansteker raspen. Het raspt over mijn ruggengraat. Met haar hand beschermt ze de vlam. Het is zo’n typisch gebaar, bijna mannelijk. Ik heb het honderd keer gezien toen ze een sigaret opstak. Mijn stoere Orphee. Mijn rebelse lief, mijn rookster. Ze wist hoe ik dat roken haatte. Ik ben je eigendom niet, zei ze en ze blies me met elke trek haar eigenzinnigheid in het gezicht.

En met dat ene gebaar, die kleine dam van vingers over het rillende vlammetje, breekt ze mijn hart. Met die vlam steekt ze ons leven in de fik.

De boeken vatten vuur. De plastic hoesjes van de cd’s smelten. Ze hoest als de bijtende damp in haar keel glijdt en schopt met haar voet de foto’s verder de vlammen in. Het papier krult, onze lijven blakeren bruin, onze huid krijgt blaren die barsten, net voor de foto’s in brand schieten. Het gaat haar niet snel genoeg. Ze verscheurt de foto’s en gooit de snippers in het vuur. De warme lucht neemt ze mee en daar gaan we, Orphee en Thomas, lachend de hemel in.

coda

De schrijfwedstrijd van mei 2012 rond Vijftien wilde zomers leverde knappe verhalen op. Hier verneem je wie de winnaar was en lees je het winnende verhaal.

 

Eisvogelsommer coverVan Vijftien Wilde Zomers is er een vertaling in het Duits verschenen, bij Gerstenberg Verlag: Eisvogelsommer. Daar hoort ook een interview bij (in het Duits).

Een jury van 29 lezers uit Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland vond Vijftien Wilde Zomers één van de zeven beste kinderjeugdboeken van april 2016 (uitzending van 02.04.2016 van nationale radiozender Deutschlandfunk).

In april kreeg het boek bovendien de LUCHS Preis van het Duitse weekblad Die Zeit.

 

 

web design:
Gaby De Meulemeester