cover van Babel
cover van Vijftien Wilde Zomers cover van Bevroren Kamers cover van Rode Sneeuw cover van Midzomernachtzee cover van Het Nachtland cover van Vederland

Jonas zorgt voor zijn kleine zusje Sarah in hun lege slagerij. Hun vader is 'ver weg' en hun moeder heeft 'koelere oorden' opgezocht. De buurvrouw is té nieuwsgierig en dan is er nog Heleen die niet weet wat liefde is.

Meer vertellen over de inhoud van het verhaal zou te veel van het verhaal prijsgeven. Het moet toegegeven worden; dit is wel een erg bijzonder, bizar, dramatisch, choquerend en interactief verhaal. Want ook de lezer wordt betrokken en zelfs rechtstreeks aangesproken door het hoofdpersonage. De lezer zit met zijn neus boven op het gegeven dat meer dan één mysterie bevat.

Het is ook geen gemakkelijk verhaal, want er zullen beslist lezers zijn die het schandalig vinden wat Jonas allemaal uitspookt om de waarheid te verdoezelen en zo zichzelf te redden. Er wordt ook niet aangegeven waarom hij begint met te doen wat hij doet. Maar eenmaal begonnen, kan hij het niet meer terugschroeven en moét hij voort met het zoeken naar een oplossing.

Dit verhaal is veel moeilijker inleefbaar en zeker minder herkenbaar dan de vorige verhalen van deze auteur. Toch zitten er ook erg gevoelige momenten in het verhaal en als de lezer erg aandachtig leest, vindt hij ook een aantal 'diepere' uitspraken en gebeurtenissen die tot nadenken zetten.

Een verhaal dat balanceert tussen morbide humor en dramatische eenzaamheid.

Pol Van Damme oktober 2009

‘Bevroren kamers’ van Jan de Leeuw telt maar 112 pagina’s, maar toch is het onbegonnen werk om de plot van het boek samen te vatten. De Leeuws jongste roman is dan ook alles behalve een conventioneel verhaal. Afgaand op de informatie op de achterflap waar het decor en de spelers worden voorgesteld, zou de lezer (overigens onterecht) kunnen denken dat het gaat om een toneelstuk met in de hoofdrollen de vijftienjarige jongen Jonas en diens kleine zusje Sarah, maar over de inhoud van het stuk wordt niet veel prijsgegeven. De bizarre cover, die een ineengedoken naakte vrouw met rode stippellijnen op het lichaam laat zien, biedt al evenmin een houvast. Een wat onverwachte medespeler in het verhaal is de verteller, die in de eerste pagina’s van het boek een gesprek aangaat met de lezer. Ook verderop manifesteert de vertelinstantie zich nog enkele keren nadrukkelijk en stelt vragen over de richting die het verhaal uit moet, over de diepere betekenis ervan en over het verschil tussen de werkelijkheid en het vertellen van verhalen.

Het zal duidelijk zijn dat ‘Bevroren kamers’ bedoeld is voor een publiek met de nodige leeservaring. Het is een roman met vele lagen waarin een spel wordt gespeeld met de verwachtingspatronen van de lezer. Volgens de verteller zijn er maar twee soorten verhalen, allereerst deze waarbij het erop aan komt om de mysteries te ontsluieren. De lezer wil "weten wat er uit de doos komt, wat de verteller nu weer uit zijn mouw zal schudden. Des te beter als er een lijk of twee in voorkomt, want als je geconfronteerd wordt met de dood, ben je dankbaar dat je nog leeft." (p. 80). En daarnaast zijn er ook verhalen over emoties waar het er vooral op aankomt te kunnen voelen wat de personages voelen. 'Bevroren kamers’ is beide soorten verhalen. Geheimen en lijken zijn er genoeg, al is het niet meteen duidelijk of het nu om een intrieste, een lugubere dan wel een hilarische plot gaat. Zo krijgt het tragische gegeven van de dood van Jonas’ moeder (ze pleegde naar alle waarschijnlijkheid zelfmoord) slapstick-allures wanneer Jonas het (halfbevroren) lijk probeert te dumpen door het op skeelers naar het kerkhof te rijden. Achter en onder de verhaallijn schuilen diepe en lang niet eenduidige gevoelens. Hoe Jonas omgaat met alles wat hem overkomt, valt echter niet af te lezen uit zijn reacties en gedachten. Daarvoor moet de lezer zich wenden tot dr. Linda, die de hartenrubriek van een krant verzorgt. Die dokter Linda was niemand minder dan Jonas’ moeder; zij gaf goede raad bij allerlei soorten emotionele problemen en af en toe verzon ze niet alleen antwoorden bij de haar toegestuurde brieven maar bedacht ze ook de brieven zelf. Na haar dood, waar nog niemand iets vanaf weet, neemt Jonas haast vanzelfsprekend en ongemerkt haar plaats in. Wat hem bezighoudt en beroert, valt op die manier onrechtstreeks af te lezen uit de commentaren van dr. Linda.

Met deze nieuwe publicatie toont Jan de Leeuw aan dat hij een veelzijdig auteur is, die er niet voor terugschrikt om nieuwe wegen te bewandelen en op deze manier ook zijn lezers uit te dagen om de veilige, vertrouwde vormen los te laten.

Veerle Uyttersprot, www.pluizer.be

 

2011: Bevroren Kamers genomineerd voor Duitse Jugendliteraturpreis: Jan de Leeuw nominated for the Jugendliteraturpreis

Bevroren kamers

Bevroren kamers

Het decor:
Een jongeman staat op een brug in het park. In zijn handen heeft hij een brief en een roos. Hij wacht. Hij wacht op de ontknoping van een verhaal dat begon met een broer en een zus die in hun eentje in een slagerij wonen. Hun vader is gevlucht en hun moeder heeft koelere oorden opgezocht. Maar de broer is niet van plan om zich door deze details te laten ontmoedigen en besluit zijn zus een verjaardagsfeest te geven om nooit meer te vergeten.

De spelers:
Jonas (15): de held. Sarah (8): zijn zusje die met glinsterende diadeem te midden van de gouden vissen zit. Heleen (16): die niet weet wat liefde is. Schrödinger (3): een kat die misschien wel en misschien niet dood is, wat hem niet belet om een nieuwe wending aan dit verhaal te geven. Jonas' vader (42): die belaagd wordt door de droeve ogen van koeien en kalveren en 's nachts luistert naar het kraken van de aarde. Jonas' moeder (40): een ijskoningin. Mevr. Ernestine (72): buurvrouw die te nieuwsgierig blijkt voor haar eigen goed. Twee vreemden die elkaar ontmoeten op een avond in het park. De ene is de jongeman met de brief en de roos. De andere vreemde, beste lezer, ben jij.

Het was stil in huis. Hij zocht het nummer van de politie en van de dokter. Hij bleef een tijdje zitten naast de telefoon. Af en toe reed een auto door de straat. Een paar meisje liepen lachend voorbij het raam. De klok sloeg één keer.

Hij legde de radio op en droeg de ontbijtspullen naar de keuken. Hij veegde de vloer van de woonkamer en ging zitten. Het werd twee uur. Hij luisterde naar het nieuws. Er gebeurden rampen in de wereld. Sportlui wonnen. Het warme lenteweer bleef aanhouden.

Hij liep naar boven. Ze lag er nog net als ’s ochtends. Hij nam de brief in mijn handen. Er stond geen naam op de enveloppe.
Hij raakte haar hand aan. Die was koud in de warme kamer.
Hij gooide een laken over haar heen en tilde haar op. Hij kreeg haar nauwelijks van het bed. Ze gleed uit zijn armen en viel op de houten vloer. Het laken schoof weg en ze keek verbaasd naar het plafond. Hij probeerde tevergeefs haar ogen te sluiten.
Hij schudde de sloop van een kussen en trok die over haar hoofd. Hij sleurde haar bij de voeten over de vloer uit de kamer en door de gang. Het laken slingerde als een lange witte sjaal achter haar aan.

Op de overloop draaide hij haar om en liet haar met de voeten eerst de trap af glijden. Hij hield zijn handen onder haar nek en voorzichtig, trede na trede, daalden ze af. Halverwege bleef ze met een van haar voeten tussen de spijlen van de trap haken. Hij duwde en ze gleed uit zijn handen, ratelde met veel lawaai van de trappen en gleed door de gang. Ze kwam tot stilstand tegen een potplant die wankelde, viel en haar bedolf met aarde en vrouwentongen. Jonas vloekte.

Hij sleurde haar door de gang tot in de keuken, opende de keukendeur en liep naar buiten. Op de oprit bleef hij staan. Er was niemand op straat. Het was zondagmiddag.
Hij keerde terug en wikkelde haar beter in het laken, kleefde met tape de kussensloop over haar hoofd.
Hij trok haar over de drempel van de keuken. Haar hoofd botste op het beton van de oprit. Een arm gleed van onder het laken.

‘Jonas.’
Hij bevroor. Vooraan op de oprit stond buurvrouw Ernestine, met een keffende Yorkshire aan de leiband. Ze zwaaide. Hij had zijn handen vol met de benen van zijn moeder.
‘Een prachtige dag, vind je niet?’ riep ze.
‘Schitterend,’ riep hij terug.
‘Eerst kregen we zo’n zachte mei en nu zo’n stralende juni. We hebben geluk.’
‘Geluk,’ zei hij en dwong zijn ogen weg van de naakte arm van zijn moeder, weg van de witte lijnen die haar ringen op het beton hadden getrokken en grote pijlen werden die in één richting wezen.
‘De dag is te mooi om binnen te zitten. We moesten er uit. Is het niet, Cesar?’
De hond sprong op toen hij zijn naam hoorde.
‘We moesten gaan wandelen. Er was geen houden aan.’ Ze lachte naar de hond, keek dan naar hem en de lach gleed weg.
‘Jonas.’
Hij slikte.
‘Je ziet zo bleek. Je zit te veel achter die computer, dat is het. Net als je moeder. Die is de laatste tijd ook zo wit.’
Hij knikte.
‘Jullie moeten meer buitenkomen. Samen eens gaan wandelen. Gewoon het huis uit, moeder en zoon.’
‘Dat is een goed idee,’ zei hij.
‘Ja, ja, geef een oude vrouw maar gelijk zodat ze je met rust laat. Vooruit. We zijn weg. Doe haar de groeten. Kom Cesar.’
Hij wachtte tot hij haar hielen zag verdwijnen voor hij het laken verder trok.

Het was koel in de garage. Het duurde even voor zijn ogen aan de duisternis wenden. De auto van zijn moeder stond verloren in de grote garage nu de koelwagen er niet meer was.

Hij wiste het zweet van zijn voorhoofd, ademde diep in en trok haar verder, dieper het duister in, langs de garage en de opslagplaats tot in de grote koeler.

Hij knipte het licht aan. De blauwe neonlampen stotterden in actie. Met de witte tegels aan de muren leek de koeler op een badkamer, maar dan een met ijzeren haken.

Hij tilde zijn moeder moeizaam op, leunde haar tegen een muur en trok het laken over haar schouders. Hij liep naar buiten en trok de grote schakelaar naar beneden. De motor sloeg aan. De koeler begon na maanden weer te werken.

coda

 

web design:
Gaby De Meulemeester