| A.   \(\boldsymbol{\sqrt {13}}\) |
---|---|
B.   \(\boldsymbol{\sqrt2+\sqrt5 }\) | |
C.   \(\boldsymbol{1+2\sqrt2}\) | |
D.   \(\boldsymbol{\sqrt{17}}\) | |
E.   \(\boldsymbol{2+\sqrt5}\) |
Deze vraag (nr.25) werd gesteld op 8 maart 2006
tijdens de tweede ronde van de
21ste Wiskunde Olympiade (5de en 6de jaars).
Veel leerlingen werden op het verkeerde been gezet zodat deze vraag uitmondde in de vraag met het grootst aantal foutieve antwoorden : 72%.
Er waren slechts 18% juiste antwoorden en slechts 10% heeft niet geantwoord.
En ... wat zelden gebeurt : twee alternatieven nl. D en E scoorden ruim hoger dan het juiste alternatief.
IN CONSTRUCTION |
A.   |
B.   | |
C.   | |
D.   | |
E.   |