Gegeven zijn de
gebeurtenissen A en B.

De kans dat precies één van
deze gebeurtenissen optreedt is
A.   P(A) + P(B)
B.   P(A) + P(B) + P(A ∩ B)
C.   P(A) + P(B) − P(A ∩ B)
D.   P(A) + P(B) + 2.P(A ∩ B)
E.   P(A) + P(B) − 2.P(A ∩ B)
                 

[ 6-7586 - op net sinds 3.1.14-(E)-3.11.2023 ]

Translation in   E N G L I S H

A and B are events.
What is the probability that
exactly one of the events occurs ?
A.  P(A) + P(B)
B.  P(A) + P(B) + P(A ∩ B)
C.  P(A) + P(B) − P(A ∩ B)
D.  P(A) + P(B) + 2×P(A ∩ B)
E.  P(A) + P(B) − 2×P(A ∩ B)

Oplossing - Solution

Van de kans  P(A ∪ B )  de kans worden afgetrokken dat beide gebeurtenissen optreden.
Het antwoord is dus  P(A ∪ B ) − P(A ∩ B )
        = [P(A) + P(B) − P(A∩B)] − P(A∩B) = P(A) + P(B) − 2.P(A∩B)