HISTORIEK VAN DE RIJDENDE ARTILLERIE

ONTSTAAN VAN DE BELGISCHE RIJDENDE ARTILLERIE

 

De eerste 'Belgische' batterij rijdende artillerie, onder bevel van de 'Belgische' kapitein Krahmer de Bichin, ondergaat haar vuurdoop te Waterloo op 18 juni 1815. Zij wordt geciteerd voor haar opgemerkt optreden tegen de keizerlijke garde van Napoleon.

Onder het Nederlandse bewind maken er 4 'Belgische' officieren, 17 'Belgische' onderofficieren, 171 'Belgische' beroepssoldaten en 125 'Belgische' miliciens deel uit van het Nederlandse Korps Rijdende Artillerie. In oktober 1830 wordt aan alle 'Belgen' in Nederlandse dienst de mogelijkheid geboden ontslag te krijgen. In het Korps Rijdende Artillerie werd van dit aanbod gebruik gemaakt door 3 onderofficieren, 107 beroepssoldaten en 125 miliciens.

Het voorlopig bewind vormt in 1830 tien veldartilleriecompagnies die deelnemen aan de 10-daagse veldtocht (1831).

Een eerste Rijdende Batterij wordt opgericht op 24 juli 1832, een tweede op 6 mei 1833, een derde op 20 november 1833 en een vierde in 1836. Deze vier batterijen maken deel uit van 1A. Bij de reorganisatie in 1873 gaan deze batterijen over naar 2A (18e en 19e batterij) en naar 4A (38ste en 39ste batterij.

 


De rijdende artillerie op het schietveld van Brasschaat