Historische Akte uit 992


Akte van de stichting
van de Abdij te Thorn,
waarbij voor het eerst
de naam Baerle genoemd wordt.



De parochiekerk van Baarle is gesticht in het jaar 992 na Christus' geboorte door Hilsundis, gravin van Strijen, zoals de hierna volgende stichtingsakte aangeeft.
Gravin Hilsundis van Strijen, echtgenote van Ansfried, Graaf van Hoei en later bisschop van Utrecht, sticht en begiftigt in het jaar 992 een communiteit in Thorn, hetwelk bestaat uit een illustere verzameling van edele jonkvrouwen kanunnikessen, gelegen aan de Maas in het Bisdom Luik.


De akte in vertaling:


In naam van de Heilige en ondeelbare Drie-eenheid heb ik, gravin Hilsundis van Strijen, in het verlangen om Hem te volgen, die de Bruidegom van de Maagden is, na overleg met mijn heer Ansfried, een kerk gebouwd in mijn leengoed van Thorn, waar ik en mijn dochter Benedicta in deze wereld zullen leven onder de regel van de heilige gehoorzaamheid om te verdienen dat wij het toekomstig leven, bekleed met witte gewaden, tussen de Engelen mogen verschijnen bij het oordeel van de rechtvaardige Rechter.
Derhalve, mij vrienden makende van onrechtvaardige mammon, heb ik tot voornoemde kerk bijgedragen al het vrije goed, dat de roemruchte Koning Zwendibold vroeger aan mijn land Strijen geschonken heeft.
Vooreerst de kerk zelf van Strijen, die gewijd is ter ere van de Maagd Maria; Mons Littoris [Overberg], tegenwoordig Sint-Geertruidenberg, waar de gelukzalige Gertrudis lichamelijk verbleven heeft en een bidplaats heeft die door de H. Amandus is ingezegend; het domein Gillensta, tegenwoordig Gilze met omgeving; het domein Baarle met het altaar ter ere van de H. Remigius, Belijder, dat door mij is gesticht; het kasteel Sprundel met alles wat er bij behoort, zoals het gelegen is aan de rivier Moerwater, het bos om varkens te houden, zoals het daar ligt tussen de twee Marken, met alle rechten, gemene gronden, een tol, een molen, cijnzen, weggeld en waterafvoeren in weiden, bossen, bebouwde en onbebouwde landerijen, woeste gronden, boerderijen, in nat en droog, hoog en laag, zoals ik Hilsundis, dienstmaagd van Christus, en mijn voorouders dit bezeten hebben.
Geen voorspreker (of voogd) zal er zijn dan degene, die de broeders en zusters van het klooster van Thorn zullen gekozen hebben: en als iemand door snode inborst of door ingeving van de duivel het mocht wagen zich hierin te mengen, dan zal de Keizer, die de heer der wereld is, hem veroordelen, want hij is de wettige voogd van het klooster. Ik bezweer mijn erfgenamen, de Heren van Strijen, bij Hem die was en die komen zal, dat zij geen twist of slechte ondernemingen beginnen tegen deze mijn schenking, maar mijn dochter en haar congregatie beschermen met wapens en gerechtigheid. Al wie anders handelt, moge delen in de straf van Dathan en Abiron, en deze overtreding zal hem niet vergeven worden, niet in dit leven noch hiernamaals. Zo zij het. Zo zij het.
Gegeven te Thorn in het jaar 992, de eerste juni.

Getuigen waren: Johannes, Abt van Pantaleon, F. Balduinus, Overste van Dirca, G. Decanus en onze soldaten Francis van Dingha, H. van Emelberga, G. van Sandert, onze kasteelheer, D. Dapifer, en de dienaren van de bisschop Christophorus, G. Hurdus. Gelukkig in de Heer.



Over Ons | Site Map | |

Last updated 10.10.2006