De in het BS gepubliceerde, definitieve versie van het NOODDECREET.

 

Publicatie : 2001-12-20

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

14 DECEMBER 2001. - Decreet voor enkele bouwvergunningen waarvoor

dwingende redenen van groot algemeen belang gelden (1)

Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Art. 1. Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Art. 2. De hiernavolgende werken, handelingen en inrichtingen nodig om het Deurganckdok, zoals aangegeven in kaart 1, aan te leggen en operationeel te maken, worden van dwingend groot algemeen en strategisch belang verklaard :

1° de aanleg in drie fasen van maximum 5 300 m diepgefundeerde kaaimuren en aanhorigheden, inbegrepen alle bijbehorende droge grondwerken, met inbegrip van eventuele zandwinning;

2° het baggeren van het dok en de toegang ervan tot de Beneden-Zeeschelde, inbegrepen de verruiming van de Drempel van Frederik en Zandvliet, zoals aangegeven in kaart 3, en het aanwenden van de vrijgekomen baggerspecie voor het ophogen van de terreinen omheen het dok en van de terreinen ten westen van en aansluitend aan het Doeldok, zoals aangegeven in kaart 2, alsook voor het

gedeeltelijk dempen van het Doeldok, met inbegrip van eventuele zandwinning;

3° de aanleg van de leefbaarheidsbuffer tussen Doel en de terreinen rond het Deurganckdok;

4° de aanleg van de ontsluitingsinfrastructuur voor weg- en spoorverkeer, inclusief de noodzakelijke aanpassingen van de bestaande transportinfrastructuur en haar aanhorigheden;

5° de compenserende maatregelen in toepassing van artikel 6, leden 2, 3 en 4, van de richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992, inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, zoals aangegeven in kaarten 4 en 5 :

a) weidevogelgebied gelegen in een gecontroleerd overstromingsgebied binnen het gebied Kruibeke-Bazel-Rupelmonde;

b) Paardenschor;

c) kreek ter hoogte van het Paardenschor;

d) zoetwaterkreek in de buffer (Zuid-West B);

e) plas "Drydijck" met inbegrip van ecologische buffer;

f) weidevogelgebieden gelegen in zoekzone "Doelpolder noord" (V) en in tijdelijk weidevogelgebied "Putten west" (ZTA);

g) verbetering ecologische kwaliteit polder op percelen in eigendom van de Vlaamse overheid;

h) tijdelijk en permanent beheer van waterplassen gelegen in de zone "Putten Plas" en overige waterplassen in Z2-gebied;

i) tijdelijke inrichting van de spuitvelden "Zwijndrecht", "ex-Doeldok" en "Z2-gebied".

Art. 3. De Vlaamse regering kan bij het verlenen van die stedenbouwkundige vergunningen, en de vergunningverlenende overheden bij het verlenen van andere vergunningen en de aktename van de meldingen die noodzakelijk zijn om deze werken te kunnen uitvoeren een uitzondering maken op de bestemmingen van de plannen van aanleg.

Die stedenbouwkundige vergunningen worden aangevraagd bij de gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar en voorgelegd aan de Vlaamse regering.

De in het eerste lid bedoelde vergunningen en meldingen worden aangevraagd en, behoudens hetgeen bepaald is in het eerste lid, behandeld volgens de daarvoor bestaande procedures.

Art. 4. De Vlaamse regering waarborgt voorafgaand aan het verlenen van de in artikel 3 bedoelde stedenbouwkundige vergunningen, behoudens hetgeen bepaald is in dit decreet, de toepassing van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, de artikelen 14 en 16, § 1, van het decreet van 21 oktober

1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, de richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectenbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, de artikelen 3 en 4 van richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand en artikel 6, leden 2 tot 4, van de richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna.

Art. 5. De stedenbouwkundige vergunningen die ter uitvoering van dit decreet werden verleend, worden voorgelegd aan de bekrachtiging door het Vlaams Parlement binnen een termijn van 15 dagen te rekenen vanaf de dag waarop ze zijn verleend.

Het Vlaams Parlement bekrachtigt de stedenbouwkundige vergunningen bedoeld in artikel 3 van dit decreet binnen een termijn van 30 dagen te rekenen vanaf de dag van indiening indien voldaan is aan de in artikel 4 van dit decreet omschreven voorwaarden.

Indien binnen de voormelde termijn geen bekrachtigingsdecreet wordt goedgekeurd, worden de in artikel 3 bedoelde stedenbouwkundige vergunningen geacht niet te zijn verleend.

Art. 6. De in artikel 3 van dit decreet bedoelde stedenbouwkundige vergunningen zijn uitvoerbaar de dag na de bekendmaking van het bekrachtigingsdecreet in het Belgisch Staatsblad, desgevallend in afwijking van artikel 5, § 1, van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en artikel 128, vierde lid, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening.

Indien bij het verlenen van de in artikel 3 bedoelde stedenbouwkundige vergunningen toepassing moet worden gemaakt van de artikelen 158 en 159 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, staat die toepassing niet in de weg aan het vooraf verlenen van die stedenbouwkundige vergunning door de Vlaamse regering, en van hetgeen bepaald is in het eerste lid.

Art. 7. In uitvoering van de artikelen 3 en 4 van richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand en artikel 6, vierde lid, van de richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna en de artikelen 14 en 16, § 1, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, zijn de aanvragers van de stedenbouwkundige vergunningen bedoeld in artikel 3 van dit decreet gehouden, op straffe van toepassing van de artikelen 146 tot 162 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en de artikelen 58 tot 62 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, alle nodige maatregelen te nemen om de compenserende maatregelen te realiseren en om te waarborgen dat de algemene samenhang van Natura 2000 bewaard blijft.

Deze compenserende maatregelen kunnen worden geconcretiseerd in een

stedenbouwkundige vergunning of bij besluit van de Vlaamse regering.

Ze compenseren gelijkwaardig de habitat- en leefgebieden waarvoor er een betekenisvolle aantasting wordt vastgesteld. Per habitat en leefgebiedtype waarvoor een betekenisvolle aantasting wordt vastgesteld, moeten de natuurcompenserende maatregelen gelijktijdig worden aangevangen en uitgevoerd met de ermee corresponderende andere werken, die desgevallend zijn vermeld in een stedenbouwkundige vergunning.

Art. 8. De Vlaamse regering besluit tot de opmaak van de nodige ruimtelijke uitvoeringsplannen bedoeld in artikel 37 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, derwijze dat gevolg wordt gegeven aan artikel 2 van dit decreet en aan de artikelen 3 en 4 van richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand en artikel 6, leden 2

tot en met 4, van de richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, en derwijze dat de aanvragers van de stedenbouwkundige vergunningen bedoeld in artikel 3 van dit decreet de in artikel 7 van dit decreet opgelegde verplichtingen kunnen vervullen.

Art. 9. De grondbank, zoals bedoeld in de beslissing van de Vlaamse regering van 24 juli 1998, wordt geactiveerd ten behoeve van de landbouwers in hoofdberoep waarvan landbouwgoederen liggen in de in dit decreet opgesomde gebieden.

Art. 10. Wanneer ingevolge de toepassing van dit decreet een perceel een bestemming krijgt van :

1° groengebied, natuurgebied, natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat, bosgebied of een ermee vergelijkbaar gebied, terwijl het de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit decreet gelegen was in een agrarisch gebied, een agrarisch gebied met landschappelijk waardevol karakter, een agrarisch gebied met ecologisch belang of bijzondere waarde of een bijzonder reservatiegebied met grondkleur agrarisch gebied of een ermee vergelijkbaar gebied;

2° agrarisch gebied met ecologisch belang of bijzondere waarde of een ermee vergelijkbaar gebied, daar waar het de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit decreet gelegen was in een agrarisch gebied, een agrarisch gebied met landschappelijk waardevol karakter of een bijzonder reservatiegebied met grondkleur agrarisch gebied of een ermee vergelijkbaar gebied; wordt aan de eigenaars een vergoeding toegekend die overeenstemt met het verlies aan waarde van de grond en die verminderd wordt met de vergoedingen die reeds door andere regelingen voorzien zijn.  Wanneer onbebouwde gronden in agrarisch gebruik in hoofd- of

nevenberoep door dit decreet een bestemmingswijziging ondergaan met een exploitatieverlies tot gevolg, dan wordt dit exploitatieverlies vergoed tenzij dit specifieke verlies ingevolge andere reglementeringen reeds is geregeld.

De Vlaamse regering kan nadere regels vaststellen.

Art. 11. De artikelen 3, eerste lid, 5 en 6, tweede lid, van dit decreet houden op uitwerking te hebben vanaf het ogenblik dat de Vlaamse regering of de vergunningverlenende overheden de mogelijkheid hebben de vergunningen bedoeld in artikel 3, eerste lid, van dit decreet te verlenen op basis van artikel 103 van het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening.

Art. 12. Dit decreet treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. 

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Gezien om te worden gevoegd bij het decreet van 14 december 2001 voor

enkele bouwvergunningen waarvoor dwingende redenen van groot algemeen

belang gelden.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad

zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 14 december 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering,

P. DEWAEL

De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie,

S. STEVAERT

De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw,

Mevr. V. DUA

De Vlaamse minister van Financiėn en Begroting, Innovatie, Media en

Ruimtelijke Ordening,

D. VAN MECHELEN

_______

Nota

Zitting 2001-2002

Stukken - Voorstel van decreet : 872 - Nr. 1

- Amendementen : 872 - Nrs. 2 en 3

- Verslag hoorzitting : 872 - Nr. 4

- Verslag : 872 - Nr. 5

- Amendementen : 872 - Nr. 6

- Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 872 - Nr. 7

Handelingen - Bespreking en aanneming : Vergaderingen van 12 december 2001.

 

 

[Home page][Overzicht Doel Blijft][Jaaroverzichten]