I |
ROMEINSE GETALLEN:van romeins naar modern |
Voor de notatie van een romeins getal gelden volgende regels. Maar je stelt vaak vast dat die regels niet altijd even strikt worden toegepast.
Voor romeinse getallen gebruiken we letters uit het
Latijnse alfabet. Alleen volgende letters hebben een
cijferwaarde: Alleen hoofdletters (kapitalen) zijn toegelaten. Een romeins getal heeft als structuur een reeks waarden -
elk gevormd door één of twee tekens - die bij
elkaar moeten worden opgeteld. Een waarde kan uit twee tekens bestaan als de eerste
'subtractief' is gebruikt. Dat wil zeggen:
vóór een teken met een hogere waarde
geplaatst, zodat ze van die hogere waarde dient te worden
afgetrokken. Zo wordt 4 'IV' geschreven: 5-1. (Zie ook regel
5.) Maar voor dat gebruik van subtractieve waarden gelden een
aantal uitzonderingen: De waarden staan in aflopende volgorde: een bepaalde
waarde wordt altijd gevolgd door een kleinere of even grote
waarde. 99 is dus niet 'IXXC' maar 'XCIX'. De tekens (= letters/cijfers) V, L en D mogen slechts
éénmaal in een getal voorkomen en worden ook
nooit subtractief gebruikt. De notaties 'LD' voor 450, of
'VC' voor 95, zijn dus foutief. Het moet 'CDL'
respectievelijk 'XCV' zijn. In de oudste notaties van romeinse getallen bestonden
geen beperkingen voor de andere tekens (M, C, X, I) maar in
de latere praktijk werd het aantal keren dat een zelfde
teken achter elkaar werd gebruikt, beperkt tot 3. 4 werd dus
oorspronkelijk 'IIII' genoteerd, maar later werd het
'IV'.
1
M = 1000
D = 500
C = 100
L = 50
X = 10
V = 5
I = 1
2
3
4
5
Een rekenprogramma dat eventueel ook nog fouten (in de romeinse notering) verbetert, vind je op http://ostermiller.org/calc/roman.html.
© Rik Palmans, MCMXCVIII - MMI |